Twee-eenheid bij Jehovah’s Getuigen. De Jehovah’s Getuigen strijden tegen de leer van de drie-eenheid. Dat is niet zo moeilijk, want deze oude en zeer hardnekkige kerkelijke leer komt in de Bijbel niet voor. (Zie artikel “De leer van de drie-eenheid op de website van Vlichthus.) Succes verzekerd dus, wat men vervolgens luidkeels verkondigd. Kijk eens hoe fout de “christenheid” is, want zo noemt men alle religies, uitgezonderd zichzelf natuurlijk. Ze (ver)oordelen, nemen anderen de maat. Dat kan, want als men zegt dat de drie-eenheidsleer fout is, hebben ze gelijk.
Maar daar blijft het niet bij, wat het wachttorengenootschap (WTG) betreft. Waar de Jehovah’s Getuigen-beleidsmakers (het is een organisatie, vandaar deze woordkeuze…) de drie-eenheid aan de kant schuift als totaal fout, introduceert men zelf een leer die op z’n minst net zo fout is. Wat mij betreft nog fouter, omdat de Here Jezus Christus, ingaand tegen alles wat de Bijbel daarover zegt, door hen lager gemaakt wordt dan de hoogste positie die Hem toebedeeld is sinds Zijn opstanding en aanstelling tot Christus (Messias). (Handelingen 2-4, Hebreeën 1-2, Filippenzen 2)
De balk en de splinter
Bij mij komt dan het volgende Schriftgedeelte boven, hoewel ik uiteraard heel goed weet dat het daar niet over de Jehovah’s Getuigen gaat. Maar het principe dat daar verhaald wordt, vind ik wel passen. Het zijn de woorden van de Here Jezus in de eerste verzen van Matthéüs 7. Ze zijn gericht aan gelovigen:
Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt.
Want met welk oordeel gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden; en met welke mate gij meet, zal u wedergemeten worden.
En wat ziet gij den splinter, die in het oog uws broeders is, maar den balk, die in uw oog is, merkt gij niet?
Of, hoe zult gij tot uw broeder zeggen: Laat toe, dat ik den splinter uit uw oog uitdoe; en zie, er is een balk in uw oog?
Gij geveinsde! werp eerst den balk uit uw oog, en dan zult gij bezien, om den splinter uit uws broeders oog uit te doen.
De Here Jezus waarschuwt er voor dat in de mate dat zijn volgelingen een ander zouden oordelen, zij zelf geoordeeld zouden worden. Dus doe dat niet zomaar en zeker niet lichtzinnig, is het devies. Hij verklaart het daarna omstandig. In drie verzen achter elkaar gaat het over het opmerken van een splinter in het oog van een broeder, een medegelovige dus, terwijl in het eigen oog een complete balk zit. Zo groot, dat het in ieder geval ongepast is om de splinter bij de ander te willen verwijderen. Haal dan eerst die balk maar eens uit je eigen ogen, vóórdat je een ander oordeelt, leert de Here Jezus hier. Niet eerst op een ander letten en zeggen wat fout is, als je zelf de zaken nog veel slechter voor elkaar hebt. Ruim eerst maar eens die enorme hinder bij jezelf op! Wellicht zie je het dan beter.
Wachttorengenootschap plaatst balk in ogen Jehovah Getuige
Welke “balk” zit er in de ogen van de Jehovah’s Getuigen? Wat groots zit er zo in de weg dat een Jehovah Getuige simpelweg niets meer kán zien? En dan nog: wie stopt er toch zo’n groot voorwerp, dat blind maakt, in de ogen van mensen? Om met het laatste te beginnen: dat is het wachttorengenootschap. Onder leiding van het “besturend lichaam”. Claimend dat wat deze mannen leren en opleggen van Jehovah God afkomstig zou zijn, hálen ze geen splinters uit de ogen van gelovigen (broeders) maar plaatsen ze er juist hele balken in. En dan anderen veroordelen…
Wachttorengenootschap veroordeelt iedereen behalve eigen leden
Kijk zelf maar eens na in de lectuur hoe over andere gelovigen gedacht wordt. En al helemaal als het over andere kerken en religies gaat. Dat is niet mals, wat daar allemaal over gezegd wordt. Wie zegt een kind van God te zijn, te geloven in – te vertrouwen op – Hem alleen, de Heer en Heiland, Hogepriester van het Nieuwe Verbond, wedergeboren tot lid van het Lichaam van de Here Jezus Christus, wordt aan de kant geschoven door de organisatie van Jehovah’s Getuigen. Tenminste als deze gelovige géén gedoopt lid is van de organisatie van Jehovah’s Getuigen en dus ook niet voldoet aan de andere eisen die gesteld worden aan eeuwig leven op een paradijsaarde. (Zie artikel “Jehovah’s Getuigen stellen eisen voor eeuwig leven”.) In de visie van het wachttorengenootschap wordt zo’n gelovige dan gedood in het Armageddon-oordeel dat de Jehovah’s Getuigen moeten verkondingen als zij langs de deuren gaan en op straten en pleinen staan.
Twee-eenheid bij Jehovah’s Getuigen
De “balk” in de ogen van de Jehovah’s Getuigen die ik in dit artikel bespreek, is de WTG-variant van de drie-eenheidsleer. Ik noem dat voor het gemak maar de “twee-eenheidsleer” of “de leer van de twee-eenheid”. Daar komt, wat mij betreft, hun eigen interpretatie van de Godheid op neer. In het vasthouden en uitdragen van deze net zo onbijbelse leer, zijn de Jehovah’s Getuigen evenzo hardnekkig bezig als degenen die de leer van de drie-eenheid niet willen loslaten. Ook de JG graven zich diep in en deinzen er niet voor terug om talrijke Schriftplaatsen aan te passen aan het eigen dogma. De balk, die hierdoor in hun eigen ogen is terecht gekomen, heeft hen inmiddels zoveel zicht ontnomen, dat men niet eens meer weet waar God helemaal aan het eind van Zijn Woord mee besluit:
Want ik betuig aan een ieder, die de woorden der profetie dezes boeks hoort: Indien iemand tot deze dingen toedoet, God zal hem toedoen de plagen, die in dit boek geschreven zijn.
En indien iemand afdoet van de woorden des boeks dezer profetie, God zal zijn deel afdoen uit het boek des levens, en uit de heilige stad, en uit hetgeen in dit boek geschreven is.
Uit de hoeveelheid aanpassingen in de Nieuwe Wereldvertaling (NWT), in combinatie met wat het wachttorengenootschap leert, kan iedereen zelf zien dat er veel aan dit Boek (de gehele Bijbel) “toegedaan” en “afgedaan” wordt door de mannen die hier verantwoordelijk voor zijn. Ze hebben er “een ander evangelie” van gemaakt. Dat is heel eenvoudig vast te stellen. Zijn ze ook zo blind geworden dat ze de woorden van de Apostel Paulus hieromtrent niet (meer) zien? Die zegt in Galaten 1 :
Doch al ware het ook, dat wij, of een engel uit den hemel u een Evangelie verkondigde, buiten hetgeen wij u verkondigd hebben, die zij vervloekt.
Gelijk wij te voren gezegd hebben, zo zeg ik ook nu wederom: Indien u iemand een Evangelie verkondigt, buiten hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt.
Voor mij is het al heel lang overduidelijk dat het wachttorengenootschap een “ander evangelie” verkondigt. Wat het WTG leert is echt heel anders dan wat Paulus verkondigde. Kijk het zelf maar na. Waar Paulus bijvoorbeeld alleen maar de Genade Gods predikt, legt het WTG eigen wetten op. Het o zo mooie woord “genade”, heeft men zelfs verbannen. In de NWT is dat consequent vervangen door “onverdiende goedheid”. Maar dat heeft niet dezelfde inhoud en diepte als het aloude “genade”.
Wat leren de Jehovah’s Getuigen over Jehovah?
We hadden het over de “leer der twee-eenheid” en daar ga ik naar terug. Eerst maar even wat er over die “Twee” – Jehovah en Jezus – geleerd wordt door de Jehovah’s Getuigen.
Er is één Ware God, de Schepper van alles, Zijn Naam was, is en blijft: Jehovah (HEERE voor de lezers van de Statenvertaling).
Er is geen andere God dan Jehovah. Conform bijvoorbeeld Jesaja 44 : 6: “Zo zegt de HEERE (Jehovah), de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God”.
Er is maar één Vader. Hij wordt ook dé Vader genoemd en Vader Jehovah in de WTG-lectuur, hoewel de combinatie Vader Jehovah niet in de Bijbel voorkomt.
Jehovah was Vader vanaf de “geboorte” (schepping) van Jezus, tijdens het leven van Jezus op aarde en nu ook nog.
Jehovah is de God van de gehele aarde. Hij heeft altijd de macht in handen gehad; hij heeft altijd geregeerd. “Koning der eeuwigheid”.
Jehovah is de Rechter, die oordeelt.
Jehovah is de Koning van Israël, het volk op aarde.
Jehovah is de Koning van het Koninkrijk op de paradijsaarde die nog moet komen. Hij wordt dan “de God-Koning Jehovah” genoemd en is zo de “Hoofdkoning”, want Jezus is sinds 1914 ook Koning van datzelfde Koninkrijk. Twee Koningen tegelijkertijd…
Jehovah is de Koning van het Koninkrijk in de hemel. Hij zit op de hoogste troon in de hemel. Jezus Christus staat naast die troon aan de rechterhand van Jehovah (zie tekening; website Jehovah’s Getuigen).
God is Geest en kan niet gezien worden, maar Jehovah God wel. Het WTG tekent Hem echter zonder gezicht of zelfs alleen maar met contouren. Omgeven door veel licht en kleuren.
Jehovah is “biologisch gezien” een ander Wezen dan de zoon. Net als bij ons mensen, daarbij kunnen de vader en de zoon ook niet hetzelfde zijn. Ze zijn wel sterk verwant, maar allebei aparte wezens. Dit menselijke principe geldt ook voor God. Als Hij de Vader is, dan kan Hij niet tegelijkertijd de zoon zijn.
Misschien ben ik nog wat vergeten in de opsomming. Laat maar weten…
Wat leren de Jehovah’s Getuigen over Jezus?
Jezus Christus is het eerste schepsel van Jehovah, vóórdat alles geschapen werd. Hij wordt dan al de zoon genoemd.
De zoon is het beeld van God in de wijze waarop bij mensen een kind op de vader lijkt.
De zoon is minder (lager) dan de Vader.
Jezus Christus wordt toch ook “god” genoemd, maar dan dus met een kleine “g”; “een god” dus (Johannes 1 : 1, 18) Verschil moet er zijn …”.
Jezus staat als zoon tussen God en de mensen in. Brengt boodschappen van de Vader naar de mensen en vice versa.
Christus is de Middelaar tussen God en de 144.000 mederegeerders in het Koninkrijk in de hemel. De 144.000 zijn op hun beurt de middelaar tussen Christus en de “gewone” Jehovah’s Getuigen.
Jezus Christus is woordvoerder van de Vader.
Vóórdat hij als mens naar de aarde kwam, was deze zoon in de hemel bij God. Zijn naam was toen Michaël. Hij was “betrokken” bij alle scheppingswerken, maar deed het toch niet zelf.
Hij werd tot Messias (Christus) gemaakt door God bij zijn doop door Johannes in de Jordaan. Hij stierf (als Messias dus…) en was vervolgens niet twee dagen in het dodenrijk, maar in “de gedachtenis van God”.
Hij is opgestaan als Geest, dus onzichtbaar. Om zichtbaar te zijn nam hij dan telkens een tijdelijke lichaamsvorm aan. In ieder geval geen verheerlijkt lichaam voor hem.
Op de pinksterdag 33 A.D. werd hij “regeerder” over het Koninkrijk in de hemel. Toen nog geen Koning dus… Hij zat aan de rechterhand van Jehovah van 33 tot 1914 A.D.
In de herfst van 1914 werd hij – na een oorlog in de hemel met satan, waarbij de laatste uit de hemel naar de aarde werd gegooid, samen met zijn personeel – koning over het aardse Koninkrijk van Jehovah. Die bleef overigens ook Koning. Het wachttorengenootschap tekent het zo:
Dus we hebben twee koningen van of twee koninkrijken of toch één koninkrijk….
Jezus Christus zit op een eigen troon, die weer onder de troon van Jehovah staat.
Jezus is de Rechter die oordeelt tijdens het millennium. Dan zal hij de gehele mensheid oordelen, de rechtvaardigen en de onrechtvaardigen.
Na 1914 bekeken Jehovah en Jezus samen de aarde, op zoek naar dé getrouwe en beleidvolle slaaf. Die vonden ze in de “bijbelonderzoekers”, verder werd er “niemand” anders geschikt bevonden. De volgelingen van de toen nog niet zo lang overleden C.T. Russell werden aangesteld in het voorjaar van 1919 tot exclusief kanaal van Jehovah en Jezus, om “voedsel terechtertijd” uit te delen en het naderende oordeel over de wereld in Armageddon te prediken. En ook de paradijsaarde met eeuwig leven voor leden van de organisatie van Jehovah’s Getuigen, zoals de naam is sinds 1931, onder leiding van J.F. Rutherford.
Misschien ben ik nog wat vergeten in de opsomming. Laat maar weten…
Waar is de Heilige Geest dan in deze twee-eenheid?
De vraag is natuurlijk: waar is de Heilige Geest gebleven in de zienswijze van het wachttorengenootschap? Nou, dat is makkelijk. Die is er niet! Tenminste niet als “Persoon”, als een “Wezen”, of hoe ik het ook maar zeggen moet. De Heilige Geest is “Gods werkzame kracht”. Het is “iets”, maar zeker niet “Iemand”. “Het” telt daarom niet mee in de Godheid. Door het zo wegwerken van de Heilige Geest (= de Here Jezus Christus Zelf als Hij niet gezien wordt) is er bij de Jehovah’s Getuigen in de praktijk een twee-eenheid ontstaan. Dat noem ik de twee-eenheidsleer van de Jehovah’s Getuigen.
Het verschil met de drie-eenheidsleer is dat daar alle drie uiteindelijk toch God zijn en dus gelijkwaardig. Bij de twee-eenheidsleer is dat zeker niet het geval. Er is daarbij maar één Ware God en alleen bekend onder de Naam Jehovah. Jezus Christus is een schepsel, val lagere orde dus en mag niet aanbeden worden. Het is wat mij betreft de balk in de ogen van het wachttorengenootschap die er voor zorgt dat men gemist heeft dat Jezus van Nazareth, de Jehovah onder het Oude Verbond was. Hij was het uitgedrukte (zichtbare) Beeld van de onzichtbare God, die Geest is. Hij kwam naar de aarde, als volkomen mens, ontdaan van het “God zijn”, om te sterven.
De opgestane Jezus
Jehovah was het Die stierf aan het kruis van Golgotha, hoewel het de mens Jezus van Nazareth was. Deze werd van tussen de doden uit (hij was dus in het dodenrijk) opgewekt “ten derde dage”. Bij die gelegenheid werd Hij aangesteld tot de lang van tevoren aangekondigde Christus (Messias), de tweede Adam, Koning over het Koninkrijk dat toen in de hemel begon. Hij werd toen dé Zoon, wat Erfgenaam betekent. Hij werd toen de Eerste van de Nieuwe Schepping. Alle gelovigen in Hem daarna, zouden Hem daarin volgen. Hij werd toen Hogepriester naar de ordening van Melchizédek (het Nieuwe Verbond). Toen werd Hij Hoofd van Zijn Lichaam, bestaande uit gelovigen sinds Zijn opstanding. Dat is de Gemeente.
Naast deze “functies”, erfde de Zoon de “Hoogste Naam aller naam”. (Handelingen 4) Die was namelijk door de dood van de Erflater beschikbaar gekomen. Anders kan zoiets niet. Jezus Christus, de Messias, werd alzo Jehovah Jezus Christus, de Verlosser Israëls. Die was in het Oude Testament al aangekondigd. O.a. in Jesaja 48 en 54:
Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HEERE (Jehovah), uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den weg, dien gij gaan moet.
Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd worden.
Simeon ziet de Zaligheid Gods
De gelovigen in Israël verwachtten ten tijde van de geboorte van Jezus, op basis van de profeten, dus de Verlosser, hun Heiland. “Ík ben dat”, had Jehovah al heel duidelijk gezegd. Jehovah, de God van Israël, de Man, zou naar hen toekomen en hen verlossen. En meer dan Israël, want dat zit al opgesloten in de Naam “HEERE der Heirscharen”. Dat mochten ze verwachten. Gods beloften staan vast. Hij doet wat Hij zegt. In Lukas 2 beseft de oude Simeon, als Gods openbaring door de Heilige Geest, heel goed dat het kindje dat hij in de armen had, de vervulling van de profetie was:
En ziet, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezende; verwachtende de vertroosting Israëls, en de Heilige Geest was op hem.
En hem was een Goddelijke openbaring gedaan door den Heiligen Geest, dat hij den dood niet zien zoude, eer hij den Christus des Heeren zou zien.
En hij kwam door den Geest in den tempel. En als de ouders het Kindeken Jezus inbrachten, om naar de gewoonte der wet met Hem te doen;
Zo nam hij Hetzelve in zijn armen, en loofde God, en zeide:
Nu laat Gij, Heere! Uw dienstknecht gaan in vrede naar Uw woord;
Want mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien,
Die Gij bereid hebt voor het aangezicht van al de volken:
Een Licht tot verlichting der heidenen, en tot heerlijkheid van Uw volk Israël.
Simeon mocht op basis van wat geschreven stond Jehovah verwachten. Maar kennelijk had hij meer profetieën gelezen, bijvoorbeeld Jesaja 9. En dus wist hij dat het “Kindeken Jezus”, wiens naam betekent “Jehovah is Verlosser” of “Jehovah is Redder”, Jehovah moest zijn. Of Simeon begreep hoe dit dan mogelijk was, want het was toch echt Jehovah geweest, die zei: “Ik ben uw Verlosser”, weet ik niet. Maar… hij geloofde het wel, en dat is waar het altijd om draait. Geloof in wat God gesproken en beloofd heeft. Of we dat nu begrijpen of niet. Waar Simeon de “Heer der heirscharen” (Jehovah Zebaoth) verwachtte, keek hij in de ogen van een “hulploos kind” (met dank aan “Stille nacht, heilige nacht”). Dat kindje zou zijn weg van geloof afleggen om uiteindelijk glorieus tot de Verlosser van een ieder die gelooft en Zijn Naam aanroept gesteld te worden.
Zwaar om te verstaan
Ik kan mij heel goed voorstellen dat het bovenstaande “zwaar om te verstaan” is, met name voor Jehovah’s Getuigen die wekelijks, dagelijks, de twee-eenheid in allerlei vormen tot zich moeten nemen. Die geleerd hebben om daadkrachtige te wijzen op de “drie-eenheidssplinter” in de ogen van anderen. Die dus duidelijk niet meer de “twee-eenheid balk” in de eigen ogen” zien.
En toch wil ik u vragen om wat er staat eerlijk te onderzoeken. Is de leer van de twee-eenheid van het wachttorengenootschap inzake Jehovah en Jezus wel in overeenstemming met wat de Bijbel leert? Stel uzelf deze vraag. Zoek eerlijk en oprecht de waarheid. Open alleen de Schrift. Durf de JG-bril af te zetten als u wilt weten hoe het echt zit. Niet voor mij, want ik weet het al heel lang. Het is voor uzelf, want ook voor u geldt wat Petrus zei op die mooie Pinksterdag in 33 A.D.:
En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.
Het wachttorengenootschap is nooit genoemd als “weg tot zaligheid”. Ook u moet persoonlijk bij de Here Jezus Christus zijn en nergens anders.
Nazoeken alsof deze dingen zo zijn
Op deze website staat al veel materiaal over de Godheid. En er zal waarschijnlijk nog meer volgen. Er is nog heel wat te bespreken. Er zijn zoveel vreemde leringen. Onvoorstelbaar eigenlijk. Bijvoorbeeld omtrent de warboel van het Koninkrijk met kennelijk meer dan één Koning tegelijkertijd. Wat ik schrijf staat er nooit als dictaat of wet, maar als studie ter overdenking. Om het zelf na te zoeken “of deze dingen zo zijn”, net zoals de gelovigen te Berea, in de eerste eeuw. Daarvan zegt Paulus in Handelingen 17:
En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren.
Om te besluiten met het algemeen bekende besluit van brieven in het Nieuwe Testament. 1 Thessalonicenzen 2:
Genade zij u, en vrede, van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus.
In mijn eigen woorden: Genade, namelijk vrede, hét kenmerk van het Nieuwe Verbond, wens ik u. Die Genade is door God gegeven. Die onze Vader (de Gever) is, want wij als gelovigen hebben onvergankelijk leven als Nieuw Schepsel in Hem en van Hem gekregen. God, de Vader van ons is Jehovah Jezus Christus.
Heb je eerlijke vragen of opmerkingen? Neem dan contact op met mij.
Twee-eenheid bij Jehovah’s Getuigen
Twee-eenheid bij Jehovah’s Getuigen
Beste Wachttorenkijker, het komt inderdaad van http://www.goedbericht.nl. Excuses dat ik de bron was vergeten te vermelden.
De Schrift kent maar één God, nl. de Vader. Jezus Christus is de Zóón van God. Maar ook een Beeld of Ikoon van God, de onzienlijke. Wie de Zoon ziet, ziet dus de Vader. Er staat nergens in de Bijbel dat Jezus ooit letterlijk gezegd heeft: “Ik ben God”. Toch betekent dat niet dat Hij niet verkondigde dat Hij God is.
Niet alleen heeft Jezus nergens beweerd dat Hij God zou zijn (een fatale leemte in de bewering!) maar Hij verklaarde wel waarom Hij dat niet kon claimen. Hij sprak zijn Vader aan als “de enige waarachtige God” (Joh.17:3). En toen een schriftgeleerde tegen Jezus zei dat er één God is en dat geen ander is dan Hij, corrigeerde Jezus hem niet door te zeggen dat Hijzelf ook God is (Mar.12:32). Integendeel, Jezus noemde de belijdenis van deze schriftgeleerde zelfs het eerste gebod van alle (Mar.12:29)! Zijn God en Vader is alwetend, maar naar eigen zeggen, hijzelf niet (“weet… ook de Zoon niet, maar de Vader alleen”; Mat.24:36).
Neem bijvoorbeeld Jezus’ woorden in Johannes 10:30: “De Vader en Ik zijn één”. Op het eerste gezicht lijkt Jezus hier niet te beweren dat Hij God is. Wie uit Joh.10:30 concludeert dat Jezus God is, projecteert slechts zijn eigen gedachten in de Bijbeltekst. Want dat de Vader en de Zoon één zijn, maakt de Zoon nog niet tot God. Even later in het Johannes-evangelie lezen we dat de Vader, de Zoon en de gelovigen tezamen, ook één zijn (Joh.17:21). Maar zijn daarom de gelovigen dus ook God? Dat is toch dwaasheid? Vader en Zoon zijn één, want wie de Zoon ziet, heeft de Vader gezien (Joh.14:9). Dat is Jezus’ eigen verklaring.
Maar kijk eens naar de reactie van de Joden op Zijn uitspraak: “Voor een goede daad zullen we u niet stenigen,” antwoordden ze, “maar wel voor godslastering: u bent een mens, maar u beweert dat u God bent!” (Johannes 10:33). De Joden vatten Jezus’ uitspraak op als een bewering dat Hij God was. In de volgende verzen corrigeert Jezus de Joden niet. Hij had bijvoorbeeld kunnen zeggen: “Ik heb helemaal niet gezegd dat ik God ben.” Dit wijst erop dat Jezus écht zei dat Hij God was toen Hij verkondigde: “De Vader en Ik zijn één” (Johannes 10:30).
Het was de onterechte conclusie van deze Joden dat Jezus als mens, zichzelf tot God zou hebben gemaakt (Joh.10:33). Jezus wijst in zijn reactie hen er dan ook op, dat schepselen bij gelegenheid in de wet “goden” worden genoemd (10:34,35). Welnu, zo betoogt Jezus, waarom zou het dan godslastering zijn, wanneer Hij claimt Gods Zoon te zijn (10:36)? Als ergens blijkt dat Jezus uitdrukkelijk niet claimde God zelf te zijn, dan is het wel in deze passage waar Hij ervan beschuldigd wordt!
Johannes 8:58 is nog een voorbeeld. Daarin verkondigde Jezus: “Waarachtig, ik verzeker u, van voordat Abraham er was, ben ik er.” Zou deze weergave kloppen dan zou Jezus hier refereren aan het gegeven dat Hij reeds vóór zijn geboorte als logos (= Woord) bestond (Joh.1:1-14). Letterlijk vertaald staat er echter: “eer Abraham wordt, ben Ik”. Jezus verwijst niet naar Abrahams verleden, maar naar wat nog plaats moet vinden. Dat past ook in de context. Abraham zou deel krijgen aan de opstanding (8:51-53) en heeft zich verheugd op de dag van de Messias en heeft die gezien (8:56).
De Joden reageerden hierdoor opnieuw op door stenen op te pakken om Jezus te stenigen (Johannes 8:59). Waarom zouden de Joden Jezus willen stenigen, als Hij niets gezegd had wat zij als godslastering zagen, namelijk, een bewering dat Hij God was? Van een beschuldiging van godslastering is geen sprake. Jezus beschuldigde de Joden van leugens (8:55) en Hij verklaarde voorrang te hebben op Abraham. Daarom namen ze stenen op.
Johannes 1:1 zegt: “Het Woord was God”. Johannes 1:14 zegt: “Het Woord is mens geworden.” De eerste verzen van Johannes spreken over het woord van God waardoor alles tot stand is gekomen. Het woord klonk – oftewel God zelf. Veel later kwam datzelfde woord van God tot Maria en zij werd zwanger. Het woord werd vlees (Joh.1:14).
Handelingen 20:28 vertelt ons: “Zie dan toe op uzelf en op heel de kudde, te midden waarvan de Heilige Geest u tot opzieners aangesteld heeft om de gemeente van God te weiden, die Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.” Wie heeft de gemeente verworven met Zijn eigen bloed? Jezus Christus. Handelingen 20:28 verkondigt dus dat God de gemeente heeft verworven met Zijn eigen bloed. En dus is Jezus God!
Hoe hopeloos moet het gesteld zijn met de argumentatie, als men de toevlucht moet zoeken tot zo’n dubieuze bijbelvertaling en redenering. Het gaat in Hand.20:28 niet over “zijn eigen bloed” maar over “het bloed van zijn eigene”, zoals de meeste vertalingen dit terecht ook weergeven. Daarmee vervalt het argument en ook de absurde gedachte dat de onvergankelijke God bloed zou hebben en zou zijn gestorven.
Thomas de discipel zei tegen Jezus: “Mijn Heer, mijn God” (Johannes 20:28). Jezus corrigeert hem niet. Een paar hoofdstukken eerder zei Jezus tegen Tomas (14:5-7): “Indien jullie Mij kenden, zouden jullie ook mijn Vader gekend hebben. Van nu aan kennen jullie Hem en hebben jullie Hem (=de Vader) gezien“. M.a.w. toen de opgestane Jezus voor Tomas stond… zag Hij de Vader. Vandaar zijn uitroep.
Titus 2:13 moedigt ons aan te wachten op de komst van “onze God en Verlosser – Jezus Christus” (zie ook 2 Petrus 1:1). In Titus 2:13 gaat het over “de verschijning van de heerlijkheid van de grote God” én van “onze Redder Jezus Christus”. Geen enkele noodzaak om hieruit te concluderen dat Jezus zelf de “de grote God” zou zijn.
In Hebreeën 1:8 zegt de Vader van Jezus: “Maar tegen de Zoon zegt hij: ‘God, uw troon houdt stand tot in alle eeuwigheid, en de scepter van het recht is de scepter van uw koningschap.’”
God heet “de God der goden” (Deut.10:17) en Paulus zegt: “er zijn goden in menigte” (1Kor.8:5). Er zijn vele goden in relatieve zin (koningen, machthebbers, rechters, beschikkers) maar in de absolute zin is de term voorbehouden aan één God, de Vader (1Kor.8:6 “… voor ons nochtans is er één God, de Vader…”). Als rechters in de schrift al ‘goden’ worden genoemd (Ex.22:8,9), dan hoeft het toch niet te verbazen dat ook de Zoon, wiens troon staat tot in de aeon der aeon (Hebr.1:8) als god wordt aangesproken.
In het boek Openbaring werd de apostel Johannes door een engel opgedragen om alleen God te aanbidden (Openbaring 19:10). Verscheidene malen in de Bijbelse tekst wordt Jezus aanbeden (Mattheüs 2:11; 14:33; 28:9,17; Lucas 24:52; Johannes 9:38). Hij berispt nooit iemand voor het feit dat ze Hem aanbidden. Als Jezus niet God was, dan zou Hij de mensen verteld hebben dat ze Hem niet mochten aanbidden, zoals de engel in Openbaring gezegd had.
De term ‘aanbidden’ (Gr. proskuneo) is geen exclusief religieus begrip. De term verwijst qua woordopbouw naar een hond die naar z’n baas toe kroelt. In Mat.18:26 werpt een slaaf zich als smekeling voor zijn heer neer – dat heet ‘proskuneo’. In Openb.3:9 laat de Heer (!) mensen voor andere mensen in nederige erkenning neerwerpen. Ook dat heet ‘proskuneo’. Het duidt dus niet alleen op aanbidding van God.
Daar komt nog iets bij en dat is dat we bidden, danken en loven naar God toe, door Jezus Christus. Hij is niet de bestemming van ons gebed maar wel het kanaal waardoor het de bestemming (God) bereikt. … doet alles in [de] naam van Heer Jezus, dankende God de Vader, door Hem! (Kol.3:17). Laten wij dan door Hem (=Jezus), aan God voortdurend een lofoffer brengen… (Hebr.13:15). Aan [de] enige God, onze Redder, zij door Jezus Christus, de Heer van ons, heerlijkheid, majesteit, kracht en autoriteit… (Jud.:25)
Er zijn nog veel meer passages in de Bijbel die spreken over Jezus’ Goddelijkheid. Jezus is Goddelijk. Dat staat niet ter discussie. Hij het vleesgeworden woord van God (Joh.1:14). Door God zelf, zonder tussenkomst van een man, verwekt in Maria (Luc.1:35). Maar juist daarom niet letterlijk God zelf. Hij is niet de onzienlijke God, maar diens Ikoon of Beeld. Dát is zijn heerlijkheid (Kol.1:5; 2Kor.4:4). Hij is niet de ene God maar de ene Middelaar van God en mensen – de mens Christus Jezus (1Tim.2:5).
De belangrijkste reden waarom Jezus God moet zijn, is dat Zijn dood niet voldoende zou zijn geweest om de prijs voor de zonden van de hele wereld te betalen, als Hij niet God was (1 Johannes 2:2). Alleen God kon zo’n oneindige schuld betalen. Alleen God kon de zonden van wereld op zich nemen (2 Korintiërs 5:21), sterven en uit de dood opstaan om Zijn overwinning over de zonde en de dood te bewijzen.
Wat hier gezegd wordt, is juist de belangrijkste reden dat Jezus geen God is maar ook niet kan zijn. Kan de onvergankelijke God soms sterven? De vraag stellen is haar beantwoorden. God kan niet dood zijn of in een graf gelegd worden. Toen Jezus drie dagen dood was, moest Hij door God de Vader worden opgewekt (Rom.6:4; Hand.2:24; 4:10; 10:40). Een gelovige is iemand die belijdt dat Gód Jezus Christus uit de doden heeft opgewekt (Rom.10:9). Als Jezus God zelf zou zijn, kan ik dat onmogelijk van harte belijden.
Ik neem aan dat dit van de website goedbericht.nl komt. Dit knippen en plakken zie ik niet graag. Vertel het in je eigen woorden en verwijs dan naar die website. Dan kan wie dat wil daar gaan kijken.
Overigens heb ik nooit beweerd dat Jezus God was. Wel dat de Opgestane, de Here Jezus Christus, God Zelf is. Dat is toch wat anders. Toen Hij mens was, had Hij Zijn Godheid afgelegd en was volkomen mens, o.a. om te kunnen sterven. God kan uiteraard niet sterven.