Jehovah en Jezus. Toen ik stopte bij de organisatie van Jehovah’s Getuigen (JG) zat de leer van het wachttorengenootschap er nog stevig in, hoewel ik echt wel wist dat het niet klopte. Maar toen nog niet precies hoe en wat. Ik zei toen ook tegen mijzelf en mijn omgeving: “Ik weet niet meer hoe het zit, maar ik gooi niet alles aan de kant. Ik geloof in Jehovah God én in Jezus Christus en nou wil ik weten hoe het precies in elkaar steekt. Ik begin helemaal opnieuw. Zet aan de kant wat ik allemaal eerder geleerd heb en zie dan wel waar het naar toe gaat.”
Wachttorengenootschap maakt er twee Wezens van
Eén van de belangrijkste zaken die ik al snel leerde was dat de uitdrukking “Jehovah én Jezus”, zoals geleerd door het wachttorengenootschap (WTG), in de Bijbel niet zo te verantwoorden is. De leiding van de Jehovah’s Getuigen maakt er namelijk twee Wezens van. Jehovah als de Ware God, als de Vader. Jezus Christus als Zijn Zoon. Daarbij denkt men in “biologie”. Men vergelijkt het met vader en zoon “in het vlees”. Zoals wij zijn. Jezus Christus zou dan het eerste schepsel zijn van Jehovah. Van lagere orde ook, hoewel men daar vrij onduidelijk over is. Wel “een God”, maar niet dé God. En zo heb je ineens twee Goden, terwijl de Bijbel klip en klaar stelt dat er maar Eén God, Eén Schepper van hemelen en aarde is. Zie bijvoorbeeld de conversatie van de Here Jezus in Markus 12, waarvan ik hier een gedeelte aanhaal:
Doch aangaande de doden, dat zij opgewekt zullen worden, hebt gij niet gelezen in het boek van Mozes, hoe God in het doornenbos tot hem gesproken heeft, zeggende: Ik ben de God Abrahams, en de God Izaks, en de God Jakobs?
….
En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig (= Eén) Heere.
En de schriftgeleerde zeide tot Hem: Meester, Gij hebt wel in der waarheid gezegd, dat er een enig God is, en er is geen ander dan Hij;
En Hem lief te hebben uit geheel het hart, en uit geheel het verstand, en uit geheel de ziel, en uit geheel de kracht; en den naaste lief te hebben als zichzelven, is meer dan al de brandofferen en de slachtofferen.
God is Eén
God is Eén, altijd geweest en dat zal altijd zo zijn. Géén drie-in-één, geen “ongeveer twee-in-één, waarbij de tweede toch wat lager (minder) is”, zoals de JG dit leren. Het gaat ook om “Hém liefhebben“, zegt de tekst. Er staat niet “je moet Jehovah en Jezus liefhebben”, maar dat is juist wel wat het wachttorengenootschap constant en enorm vaak tegen de Jehovah’s Getuigen zegt. Nergens is dat echter zo te vinden in de Bijbel. Gooi het om die reden aan de kant. Heb de Ene Ware God lief, uit het hart, het verstand, de ziel (het praktische leven) en met de kracht die je in je hebt.
Jehovah en Jezus alleen bij Jehovah’s Getuigen
De organisatie spreekt vaak over “Jehovah én Jezus”, de “twee-eenheid”. En ik vroeger dus ook. Ik had nooit iets anders gehoord. Dan denk je dat het zo is en gebruik je de Namen ook op deze manier. De uitdrukking “Jehovah en Jezus” komt echter alleen voor onder de Jehovah’s Getuigen. In “Bijbelvaste kringen” zul je dit niet zo horen. Ik gebruik ‘m zo ook niet meer, want inmiddels weet ik wel hoe het zit. Dat ging snel. Heel eventjes maar moest ik wennen aan het idee dat Jezus en Jehovah Eén en Dezelfde is. De Bijbel – Gods Woord – is daar heel duidelijk over. De uitleggingen van de JG dat Jehovah en Jezus twee Wezens zijn, bleken in no-time waardeloos te zijn. Dat kun je maar het beste zo snel mogelijk vaststellen, dan blijf je niet “hangen” op dit onderwerp. Doe je dit wel, dan begrijp je veel niet in de Schrift. Dan geloof je niet volledig wat God in Zijn Plan vastgelegd heeft omtrent de Here Jezus Christus.
Het Bijbelse bewijs dat Jehovah en Jezus Eén-en-Dezelfde is, is overweldigend. Het Nieuwe Testament staat er bol van. Als je er op let en/of naar zoekt, zul je dat zeker zien. In dit artikel concentreer ik mij op 2 Timótheüs 1.
God de Vader, Jehovah Jezus Christus
Zie 2 Timótheüs 1. Paulus begint met te zeggen dat hij een apostel (= een persoonlijk gezondene) is van Jezus Christus en dat dit Gods wil is. De Naam Jehovah wordt niet genoemd. Had makkelijk gekund hier, bijvoorbeeld in: “door den wil van Jehovah God”. Maar dat is dus niet gedaan. En dat betekent dat we het er ook niet zelf in moeten lezen, zoals de Jehovah’s Getuigen wel doen in hun gedachten. De eerste 2 verzen:
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, naar de belofte des levens, dat in Christus Jezus is,
Aan Timotheüs, mijn geliefden zoon: genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.
Paulus wenst Timótheüs, die hij “zoon” noemt (was biologisch niet zo), genade, barmhartigheid en vrede. Hij zegt ook van Wie deze afkomstig zijn: van God den Vader. Gelijk er achteraan zegt hij welke Naam daarbij hoort in zijn dagen: “namelijk Christus Jezus”. Direct gevolgd door een extra kwalificatie: “onzen Heere”. Achter elkaar gezet staat hier: “God de Vader, Christus Jezus, Jehovah”.
Dit is de meest complete Godsnaam sinds de opstanding van Jezus. Eén Naam voor Eén Ware God. Niet Jehovah en Jezus apart, als twee “wezens”. Ook niet drie goden in één, zoals de leer van de drie-eenheid wil laten geloven. We hebben Eén God. Hét kenmerk van de monotheïstische godsdienst.
Heere is Jehovah
In het Grieks staat, waar “Heere” staat, het woord “Kurios”. Dat woord wordt vertaald in het Nederlands met “heer”, “Heer” of “Heere”, afhankelijk van de toepassing in de context. Hier is het vertaald met “Heere”, omdat het wijst op de volledige Godsnaam en daar hoort de Naam “Jehovah” bij. Dat vertelde de Apostel Petrus al op de Pinksterdag. (Handelingen 2 en 4) Toen mocht hij eindelijk vrijuit spreken en kon hij dit zeggen i.v.m. de Godsnaam:
Dezen Jezus heeft God opgewekt …, door de rechter hand Gods verhoogd. …. Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt.
Jezus van Nazareth was gekruisigd, gestorven en opgestaan. Door God opgewekt én verhoogd, staat er. Tot boven de engelen, leert Paulus in Hebreeën 2:
Zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft.
In Filippenzen 2 zegt Paulus:
Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;
Hoger dan “uitermate verhoogd” is er niet. Dít is de hoogste Naam, maar dat had Petrus al gezegd op die mooie Pinksterdag, 50 dagen na de opstanding van de Here Jezus. Handelingen 4:
… Jezus Christus, den Nazarener, … is de Steen, Die van u, de bouwlieden, veracht is, Welke tot een hoofd des hoeks geworden is. …. En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.
De Naam Jehovah is geërfd
Paulus zegt in Hebreeën 2 dat die “uitnemender Naam” als erfenis gegeven is aan de opgestane Jezus. Over welke Naam heeft hij het dan? “Christus” is dat niet, want dat is een titel. Messias in het Hebreeuws. Die titel ontving Hij ook bij Zijn opstanding en aanstelling tot Zoon (= Erfgenaam).
Daarnaast erfde hij de Naam Jehovah. Dat woordgebruik betekent dat er sprake moet zijn van een “overledene”. De erflater overlijdt en pas daarna ontvangt de erfgenaam de erfenis. Als we er geen “biologie” van maken, wat het gewoon niet is, dan betekent dit dat Jehovah de erflater moet zijn, want deze Naam werd geërfd door de Here Jezus. Wanneer “overleed” Jehovah dan?
De “dood des Heeren”
Het is Paulus die dat uitlegt in zowel Romeinen 7, als ook in het begrip “dood des Heeren” in 1 Korinthe 11. Daar heeft hij het over wat genoemd wordt “avondmaal”, of “brood en beker”. Dat gaat over wat de Here Jezus aan Zijn discipelen gaf aan de vooravond van zijn kruisiging. Er staat:
Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt.
Elke keer als gelovigen de tekenen van het Nieuwe Verbond, brood en wijn, zouden gebruiken, verkondigen ze daarmee ook de “dood des Heeren”. Ze verkondigen dan het einde van het Oude Verbond, inclusief de Naam van het uitgedrukte Beeld Gods onder dat Oude Verbond: Jehovah. Het Oude Verbond is niet meer. Het is weggedaan en het Nieuwe Verbond is er voor in de plaats gekomen. (Zie o.a. Hebreeën 8 en 9)
Het huwelijksverbond in Romeinen 7
In Romeinen 7 grijpt Paulus terug op het huwelijksverbond dat het volk Israël (toen nog maar 2 stammen) had met de Man, Jehovah. Dat er zo’n huwelijk bestond, blijkt bijvoorbeeld uit Jeremia 31, waar Jehovah aan het woord is:
Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep, om hen uit Egypteland uit te voeren, welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE (= JHWH; Jehovah).
Er was een huwelijk gesloten tussen de Man, Jehovah en het volk, Israël. Met 12 stammen toen het huwelijk gesloten werd. 10 stammen hadden er op een bepaald moment geen zin meer in. Zij kregen een “scheidbrief” mee en werden vervolgens het land uitgezet. De 2 stammen, onder de naam Juda, bleven. Deze “vrouw” was de Man echter constant ontrouw. Ze had liever gemeenschap met andere “mannen” (afgoderij). De “vrouw” diende de Man niet. Er was in de praktijk geen “gemeenschap” (samenleving) tussen die twee. Maar de Man wilde desondanks niet scheiden. De “vrouw” kon alleen vrij worden als de Man zou “overlijden”. Dat is dus gebeurd, legt Paulus uit. Waarmee de “vrouw” vrij zou zijn om een “nieuwe Man” te trouwen. Dat is Christus en de Gemeente (Zijn Lichaam). Dat moet nog gebeuren. Daarvoor zal straks een overblijfsel uit Juda tot geloof komen, aldus het profetisch Woord, dat “zeer vast is”, volgens de apostel Petrus in 2 Petrus 1 : 19.
Degenen die de wet verstaan
Daarover heeft Paulus het dus in Romeinen 7. Wie niet verder komt dan dat het hier over de aardse mens gaat, over man en vrouw, mist heel veel. Als je met het voorgaande in gedachten de woorden van Paulus leest in Romeinen 7, is het toch niet moeilijk meer om te begrijpen. Het is er niet “bij gezocht”, maar dit is het resultaat van Schrift met Schrift vergelijken en weten wat er eerder is gepasseerd. Paulus heeft het over “broeders” en over “degenen die de wet verstaan”. Daarmee heeft hij het over een volk. Zijn “broeders” in het vlees, want Paulus was, langs moederszijde, een Jood. Hij had het hier in ieder geval niet over man en vrouw in het algemeen.
Weet gij niet, broeders! (want ik spreek tot degenen, die de wet verstaan) dat de wet heerst over den mens, zo langen tijd als hij leeft?
Want een vrouw, die onder den man staat, is aan den levenden man verbonden door de wet; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrijgemaakt van de wet des mans.
Daarom dan, indien zij eens anderen mans wordt, terwijl de man leeft, zo zal zij een overspeelster genaamd worden; maar indien de man gestorven is, zo is zij vrij van de wet, alzo dat zij geen overspeelster is, als zij eens anderen mans wordt.
Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden.
Wanneer stierf de Man?
Dan moet de vraag zijn: Wanneer “stierf” de Man? Zodat de vrouw niet langer verbonden was door de wet. Wanneer werd zij vrijgemaakt van de “wet des Mans”? Aangezien Paulus door de Here Jezus Christus persoonlijk is aangesteld om Zijn opstanding, en wat daar allemaal bij hoort, te verkondingen, kan het niet anders dan over de kruisdood van Jezus van Nazareth gaan. Toen “stierf” de Man; Jehovah. Toen kwam deze Naam vrij om geërfd te worden door degenen die daartoe het wettelijke recht zou hebben. Door de Zoon, de Erfgenaam, want dat is in de Bijbel de betekenis van “zoon”. Dat is Jezus, die bij Zijn opstanding tot Christus gesteld werd (Handelingen 2 en 13) en toen de hoogste Naam ontving: Jehovah. Volkomen legaal, volledig volgens Gods Wet en volledig volgens wat al lang van te voren aangekondigd was.
Jezus erfde die Naam
Dus: de Naam van de God van het Oude Verbond, de Naam Jehovah (JHWH) kwam vrij door de “dood des Heeren”. Jezus erfde die Naam, op de derde dag na zijn kruisiging. Toen Hij “van tussen de doden uit” opstond tot onvergankelijk leven. Als Eerste. En dus kon de Apostel Petrus vrijuit spreken en zeggen wat er 50 dagen daarvoor gebeurd was:
Dezen Jezus heeft God opgewekt …, tot Heere (Jehovah) en Christus gemaakt …
En Paulus later:
Daarom heeft God Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is; …
Hij heeft uitnemender Naam geërfd.
De verschijning van onze Zaligmaker
Bij de bespreking van het onderwerp Jehovah en Jezus via 2 Timótheüs 1 komen we op een interessant punt over de “verschijning van God”. Allereerst is het simpel vast te stellen dat God niet gezien kan worden, zegt mijn Bijbel. 1 Timótheüs 6 : 16:
Die alleen onsterfelijkheid heeft, en een ontoegankelijk licht bewoont; Denwelken geen mens gezien heeft, noch zien kan; Welken zij eer en eeuwige kracht. Amen.
God als zodanig kan niet gezien worden. Een mens kan dat niet aan, leert Exodus 33. En toch is Hij te zien. Als Hij verschijnt, wat Hij nu niet doet, dan zien we het “uitgedrukte Beeld” Gods. Zijn Aangezicht, Zijn Gedaante. Hebreeën 1 :
.. den Zoon; Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, …
Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid.
Het Afschijnsel zijner Heerlijkheid
Het Afschijnsel (dat wat te zien is) van Zijn Heerlijkheid (Wie Hij is). De buitenkant, kun je zeggen. Dat “uitgedrukte Beeld” Gods kennen wij als dé Zoon, de Here Jezus Christus. De Apostel Paulus heeft het in dit Schriftgedeelte dan ook over de “verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus“. Dat is in vers 10. Paulus heeft het over God en gebruikt ook verschillende woorden die aangeven Wie God is. Onder welke Naam Hij “zichtbaar” en actief is. Zijn taalgebruik is divers. Maar het gaat uiteindelijk over God Zelf. Dat valt wat beter op als je de woorden die hier bij horen rood maakt in dit hoofdstuk.
Paulus, een apostel van Jezus Christus, door den wil van God, naar de belofte des levens, dat in Christus Jezus is,
Aan Timotheüs, mijn geliefden zoon: genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.
Ik dank God, Wien ik diene van mijn voorouderen aan in een rein geweten, gelijk ik zonder ophouden uwer gedachtig ben in mijn gebeden nacht en dag;
Zeer begerig zijnde om u te zien, als ik gedenk aan uw tranen, opdat ik met blijdschap moge vervuld worden;
Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof, dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Lois, en in uw moeder Eunice; en ik ben verzekerd, dat het ook in u woont.
Om welke oorzaak ik u indachtig maak, dat gij opwekt de gave Gods, die in u is, door de oplegging mijner handen.
Want God heeft ons niet gegeven een geest der vreesachtigheid, maar der kracht, en der liefde, en der gematigdheid.
Schaam u dan niet der getuigenis onzes Heeren, noch mijns die Zijn gevangene ben; maar lijd verdrukkingen met het Evangelie, naar de kracht Gods;
Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping; niet naar onze werken, maar naar Zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus, voor de tijden der eeuwen;
Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie;
Waartoe ik gesteld ben een prediker, en een apostel, en een leraar der heidenen;
Om welke oorzaak ik ook deze dingen lijde, maar word niet beschaamd; want ik weet, Wien ik geloofd heb, en ik ben verzekerd, dat Hij machtig is, mijn pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot dien dag.
Houd het voorbeeld der gezonde woorden, die gij van mij gehoord hebt, in geloof en liefde, die in Christus Jezus is.
Bewaar het goede pand, dat u toebetrouwd is, door den Heiligen Geest, Die in ons woont.
Gij weet dit, dat allen, die in Azië zijn, zich van mij afgewend hebben; onder dewelke is Fygellus en Hermogenes.
De Heere geve den huize van Onesiforus barmhartigheid; want hij heeft mij dikmaals verkwikt, en heeft zich mijner keten niet geschaamd.
Maar als hij te Rome gekomen was, heeft hij mij zeer naarstiglijk gezocht, en heeft mij gevonden.
De Heere geve hem, dat hij barmhartigheid vinde bij den Heere, in dien dag; en hoeveel hij mij te Efeze gediend heeft, weet gij zeer wel.
Paulus heeft het hier in 2 Timótheüs 1 over God, Christus Jezus, God den Vader, onzen Heere, kracht Gods, Zaligmaker Jezus Christus, het Evangelie, den Heilige Geest en De Heere. Hij spreekt over Eén-en-dezelfde. Dat is de Ware God van de Bijbel. De Schepper.
God de Vader, namelijk …
“God den Vader, en Christus Jezus, onzen Heere“, in vers 2 van eerste hoofdstuk van de tweede brief aan Timótheüs, is zonder enig probleem te vertalen met:
“God de Vader, namelijk Christus Jezus onze Heere”.
“God de Vader, Die tevens Christus Jezus onze Heere is”.
“God de Vader, Die bovendien Christus Jezus onze Heere is”.
“God de Vader, eveneens Christus Jezus onze Heere”.
“God de Vader, evenzo Christus Jezus onze Heere”.
“God de Vader, Die insgelijks Christus Jezus onze Heere is”.
Kies maar uit. Ze geven allemaal aan Wie God de Vader is.
Het voegwoord “en” is de vertaling van het Griekse “kai”
Het voegwoord “en” in het Grieks is het woordje “kai” (Strongnr: G2532). Dat komt 830 x voor in de Griekse Geschriften, het Nieuwe Testament. 540 keer wordt het vertaald met het Engelse “also”, Dit bijwoord kunnen wij in het Nederlands vertalen naar “ook, eveneens, tevens, bovendien, evenals, mee, evenzo, insgelijks“. Welk woord we kiezen is afhankelijk van de context en van de zinsopbouw of persoonlijke voorkeur.
Het Griekse “kai” komt in het Nederlands vaak in de tekst terecht als “en”. Maar dit betekent zeker niet dat het dan louter om een optelling gaat. Zoals in 1 en 1 = 2. Dat ligt aan de context; aan waar het over gaat. Bij 1 en 1 = 2 is dat overduidelijk 1 plus 1. Bij de hier gebruikte tekst niet en dat is ook heel duidelijk.
In de zin: “… genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en Christus Jezus, onzen Heere“, is het bepaald geen optelling van wat direct voorafgaat aan “en” en wat er direct na komt. “En” lezen als een soort optelling, in de zin dat het er twee zijn, wat de JG doen, is dan ook fout. Taalkundig kan dit ook niet. Dan zou er moeten staan: “… genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en ook van Christus Jezus …” Dan heb je er inderdaad twee. Eénmaal “genade barmhartigheid, vrede” vanuit God de Vader en dezelfde barmhartigheid, vrede, maar dan vanuit Christus Jezus.
Genade, barmhartigheid, vrede
Dat is op zich al vreemd, want om het helemaal goed te doen had men daartoe moeten schrijven: “… genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en ook die (genade, barmhartigheid, vrede) van Christus Jezus …” Dan zou Timótheüs 2 x genade, barmhartigheid en vrede hebben ontvangen.
Wat je ook kiest aan “meervoud”, het is altijd fout. Het gaat hier om één genade, barmhartigheid en vrede. Die komt van de Ene die bij machte is om dat te geven. Dat is God Zelf, de Vader, de (leven)Gever. Dat is degenen die wij kennen als de Here Jezus Christus. Die in Jesaja 9 : 5 al lang daarvoor aangekondigd werd als “Vader” en als “Sterke God”. Ook daar is er maar Eén van.
Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
“Kai” en “apo” niet naast elkaar in de Griekse grondtekst
De twee kleine Griekse woorden “kai” en “apo” (betekent “van”) staan niet naast elkaar in de grondtekst, die afkomstig is van Westcott & Hort. Er staat evenmin “kai kai apo” (= en ook van). Zie ook dit plaatje van de grondtekst van dit vers die de Jehovah’s Getuigen gebruiken.
Daarin is al te zien dat het Engels woordje “of” is toegevoegd, terwijl dat er niet staat in de grondtekst. Dat is ook te zien in de Westcott & Hort interlineair die op het internet te vinden is: Daar staat 1 x “kai”, direct vóór “Christus Jezus”. Kijkt u het gerust na en constateer zelf dat de onderstaande weergave van 2 Timótheüs 1 : 2 in de Nieuwe Wereldvertaling niet correct is.
Ik wens je onverdiende goedheid, barmhartigheid en vrede toe van God, de Vader, en van Christus Jezus, onze Heer.
Wachttorengenootschap wil doelbewust betekenis veranderen
Het is een zeer doelbewuste poging om de betekenis van de Bijbeltekst te veranderen. Het WTG wil dit laten aansluiten bij de eigen leer dat Jehovah en Jezus twee aparte Wezens zijn. Slechts het invoegen van één klein woordje – van – moet dat volgens hen mogelijk maken. In die redenatie zou “ook van” beter zijn geweest, want dan is het nog duidelijker dat de tweede genoemde een andere is dan de eerst genoemde. Maar dat heeft men kennelijk niet aangedurfd. Zou men geweten hebben dat de kritiek die op dit gebruik zou kunnen komen, niet gepareerd zou kunnen worden? Alleen de toevoeging “van” durfden de Nieuwe-Wereldvertaling-makers van het wachttorengenootschap wel aan. Ze moesten ook wel, anders zou hun eigen leer omtrent Jehovah en Jezus in de problemen kunnen komen.
God de Vader is in de Bijbel nooit “Jehovah de Vader”
Dan nog enige uitleg over het begrip “God de Vader” of “God den Vader”. Die combinatie komt 12 x voor in de Statenvertaling. “Heere de Vader” of “Heere den Vader”, waarbij “Heere” de vertaling is van het Griekse woord “Kurios”, komt helemaal niet voor. In de Nieuwe Wereldvertaling ook niet, hoewel het WTG “Kurios” met “Jehovah” vertaalt waar het hen goed uitkomt. Alleen maar “God de Vader”. Kijk alsjeblieft eens goed naar de opsomming van Schriftplaatsen en vergelijk de Statenvertaling en de Nieuwe Wereldvertaling met elkaar. Let daarbij goed op de kleine details.
“Vader Jehovah” staat alleen in de lectuur wachttorengenootschap
In de lectuur van het wachttorengenootschap komt de combinatie “Vader Jehovah” wel veel voor, maar dus niet in de Bijbel en daar gaat het maar om bij waarheidsvinding. Door het veelvuldige gebruik van “Vader Jehovah” denken de Jehovah’s Getuigen echt dat dit zo gezegd wordt in de Bijbel. Het is er echt stevig ingehamerd.
Mijn ervaring is dat het vervolgens enorm lastig is om duidelijk te maken dat dit er niet staat. Dat de Bijbel niet leert dat Jehovah de Vader is en daartegenover Jezus Christus de Zoon, in de zin dat het om biologie gaat en twee van elkaar verschillende wezens. Als een JG er niet voor openstaat dat het wellicht anders in elkaar steekt dan het hem of haar geleerd is, dan gaan meteen de “luxaflex” dicht en sluit zo iemand zich helemaal af. Jammer, en aan de ene kant ook vreemd. Want men zegt de “waarheid te hebben”, dus dan moet de JG-leer ook op dit gebied zonder problemen overeind blijven.
“Vader Jehovah” komt in de Bijbel niet voor
De Here Jezus zelf gebruikt nooit, echt nooit, de combinatie “mijn Vader Jehovah” of “Jehovah mijn Vader”, of “Jehovah onze Vader”, of “uw Vader Jehovah”. Niet éénmaal zelfs! De uitdrukkingen met “Vader” komen regelmatig voor in het Nieuwe Testament, maar dan zonder “Jehovah”. Dat is toch vreemd? Het had toch wel een paar keer kunnen voorkomen? Daar zou een Jehovah Getuige toch over moeten nadenken?
Maar vreemd is het niet als je weet dat de Naam Jehovah in de Bijbel niet exclusief wordt gebruikt voor de Vader in relatie tot de Zoon. Als je weet dat Jehovah de Naam is van de God die Zich uitdrukt naar de mens. De Naam van God, als Hij bijvoorbeeld persoonlijk Abraham en Sarah bezoekt. (Genesis 18) De Naam die Hij bekendmaakte toen Mozes vroeg: Welke Naam mag ik doorgeven aan het volk dat u net uit Egypte hebt bevrijd? Zie Exodus 3:
Toen zeide Mozes tot God: Zie, wanneer ik kom tot de kinderen Israëls, en zeg tot hen: De God uwer vaderen heeft mij tot ulieden gezonden; en zij mij zeggen: Hoe is Zijn naam? wat zal ik tot hen zeggen?
En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN, Die IK ZIJN ZAL! Ook zeide Hij: Alzo zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: IK ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden!
Toen zeide God verder tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: De HEERE, (= JHWH; Jehovah) de God uwer vaderen, de God van Abraham, de God van Izak, en de God van Jakob, heeft mij tot ulieden gezonden; dat is Mijn Naam eeuwiglijk, en dat is Mijn gedachtenis van geslacht tot geslacht.
Déze is de waarachtige God
Die onveranderlijke Naam, die eeuwige Naam, de hoogste Naam in het universum, is onderdeel geworden van dé Naam waardoor een mens zalig moet worden: de Here (Jehovah) Jezus Christus. Mag ik u van harte oproepen tot Hem te gaan. Tot hem alleen. Pak het eeuwige, onvergankelijke, leven aan van de Waarachtige God Zelf. Ga niet tot het wachttorengenootschap of tot welke religie dan ook, maar tot de Ware God, Die Zich bekend heeft gemaakt als de Here Jezus Christus.
Dat zegt de apostel Johannes ook in 1 Johannes 5 : 20. Aan het einde van het hele hoofdstuk, van de hele brief, die alleen maar over de Here Jezus Christus gaat, wijst hij zonder enige terughoudendheid of twijfel aan Wie de Ware God is:
Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus Christus. Déze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven.
Zie ook op deze website: 1 Korinthe 12 Jezus de Heere.
Jehovah en Jezus is 1!
Jehovah en Jezus
In 1 Korinthe 15 vers 24 van de Herziene-Statenvertaling staat het volgende:
Daarna komt het einde, wanneer Hij het koningschap aan God en de Vader heeft overgegeven, wanneer Hij alle heerschappij en alle macht en kracht heeft teniet gedaan.
Maar je moet dit in de context zien, hier volgt de Statenvertaling van 1618 en 1619: Korinthe 15…..20 Maar nu, Christus is opgewekt uit de doden, en is de Eersteling geworden dergenen, die ontslapen zijn. 21 Want dewijl de dood door een mens is, zo is ook de opstanding der doden door een Mens. 22 Want gelijk zij allen in Adam sterven, alzo zullen zij ook in Christus allen levend gemaakt worden. 23 Maar een iegelijk in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst. 24 Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht. 25 Want Hij moet als Koning heersen, totdat Hij al de vijanden onder Zijn voeten zal gelegd hebben. 26 De laatste vijand, die te niet gedaan wordt, is de dood. 27 Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft. 28 En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
Beste Wachttorenkijker (Wim), je doet prachtig werk, maar dit is mijn standpunt. Ik veroordeel niemand, alleen dit is mijn mening.
Als de Heer terug komt zal hij ons alles openbaren dat is mijn hoop en ik hoop ook dat, dat de jouwe is. M.v.g. Frits
Prima Frits, je moet ook je eigen mening vormen. Je kunt niet bij de Heer komen later en zeggen: “Wim zei dat het zo was en dat heb ik maar zo aangenomen, want hij heeft het toch onderzocht. Ik heb het verder niet nagekeken, want ik vertrouw hem wel.” Zo werkt het niet. Je mag van mij aannemen dat ik zeer serieus overdenk en nazoek wat ik hier schrijf. Het is uiteraard nooit een dictaat. Ook jij bent als kind van God geheel vrij en een broeder in Christus. Jij hebt je eigen verantwoordelijkheid naar de Heer om het Woord te onderzoeken. Ook als het gaat om het begrijpen van de Godheid. Kijk nog eens naar wat ik je eerder geschreven heb over 1 Korinthe 15. Ik plaats het hier nog een keer, dan hebben eventueel andere lezers er ook nog wat aan.
——-
Gods Heilsplan begint met de restitutie van een gevallen en compleet onder water gezette Schepping. Zijn plan is voltooid in 1 Korinthe 15:
En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
Dus Zijn Plan begint bij God en “eindigt” daar ook. De tussenweg gaat via de Zoon (de Bouwer, de Uitvoerder van het Plan). Deze tekst werd aangehaald door de JG, om te “bewijzen” dat Jezus onderworpen is aan Jehovah en dus lager, wat er dus helemaal niet staat. Maar ik kon daar onmogelijk op ingaan op dat moment en in die omstandigheden. Dit vergt meer tijd en rust. Voor jouw informatie voeg ik toe hoe deze tekst in de NWT staat:
Als alles aan hem onderworpen is, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan degene die alle dingen aan hem onderwierp, zodat God alles zal zijn voor iedereen.
De vertaling met “zal de Zoon zelf zich onderwerpen” beweert – met in gedachten de leringen van het WTG – wel degelijk ineens iets anders dan hoe de Statenvertaling het zegt. Het lijkt wellicht een minuscuul verschil, maar dat is het niet. Er wordt namelijk gezegd dat de “actie” van de Zoon uitgaat, om te kunnen zeggen dat Hij een ander Wezen is dan Jehovah. Jezus zou Zichzelf onderwerpen aan Jehovah, volgens de leer van het WTG. Wat Hij dan tot in de eeuwigheid moet doen is een raadsel. Wat doe je in dit geval met de uitspraken dat hij voor eeuwig, in dit geval altijd, aangesteld is tot Koning van Zijn Koninkrijk, om maar één voorbeeld te noemen? Het beeld dat het WTG oproept is van de Zoon Jezus Christus Die niets meer doet dan alleen naast de Vader zitten op een troon naast de troon van God, of iets dergelijks. Als je er goed over nadenkt en de Schrift onderzoekt, zie je hoe vreemd dit allemaal is.
1 Korinthe 15 zegt niets anders dan dat wanneer Gods Heilsplan – uitgevoerd in de Here Jezus Christus – voltooid zal zijn, ná de Jongste Dag, na het wegdoen van deze aarde en de twee hemelen en na de creatie van nieuwe hemelen en aarde, alles weer terug is bij het uitgangspunt van vóór de nederwerping van de schepping van “over lang”. (2 Petrus 3 : 5). Dan is er geen onderscheid meer nodig. Het Plan van God naar een Nieuwe Schepping, via een voor dat doel tijdelijke herstelde oude schepping, is voltooid. Het begon bij God en komt daar ook weer bij terug. Wat mij betreft is daar niets moeilijks aan. En als je er geen biologie (dus 2 Wezens) van maakt, dan hoef je zo’n tekst als 1 Korinthe 15 ook niet subtiel (maar wel zeer doelbewust) aan te passen.
—–
Wat mij betreft hoeven we niet tot Zijn wederkomst te wachten om dit onderwerp te begrijpen. Maar nogmaals, doe zoals de Bereeërs: “En dezen waren edeler, dan die te Thessalonica waren, als die het woord ontvingen met alle toegenegenheid, onderzoekende dagelijks de Schriften, of deze dingen alzo waren.” Deze aanbeveling geldt voor alle gelovigen. Het is een zeer prettige en voldoening gevende bezigheid voor ieder persoonlijk. Waarbij we ons aan Hem en Zijn Woord alleen onderwerpen.
Foutje, (=namelijk) staat op de verkeerde plaats moet zijn: en(=namelijk) maar een Heere, Jezus Christus.
1 Korinthe 8:6 ,, Nochtans hebben wij maar een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en (=namelijk)wij tot Hem; en maar een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem”.
(=namelijk) staat niet in de Statenvertaling.
Zie ook op deze website: 1 Korinthe 12 Jezus de Heere , ,,(= namelijk)” is tussen gevoegd, zodat het lijkt dat God de Vader en de Zoon dezelfde zijn.
De Vader is de Vader en de Zoon is de Zoon. 1+1=2
“En = namelijk” is door mij ingevoegd, omdat het voegwoordje “en” vaak in de betekenis van “namelijk” of als “eveneens” kan worden gelezen. Dat ligt aan de context. Hier in 1 Korinthe 8 : 6 is het wel erg makkelijk. Eerst wordt “God den Vader, uit Welken allen dingen zijn” genoemd. Dan wordt dat nader verklaard via “en”, via “namelijk / eveneens” en dus volgt: “Eén Heere (Kurios) door Welken alle dingen zijn.” Alles is uit God en omdat het door Hem gegeven is, wordt het woord “Vader” (de gever) gebruikt. Vervolgens wordt gezegd Wie dat is: Jehovah Jezus Christus. Er zijn er niet 2 die “alle dingen” voortbrengen. Als je er twee van zou willen maken, wat heel vreemd is, dan moet er in het tweede gedeelte staan: “en ook maar één Heere, …” Dat staat er er niet en ook niet in de Grieks grondtekst.
1 Korinthiers 15:24 Jezus draagt het koninkrijk over aan God en de Vader.
1Timotheus 2:5 Er is één God en ook één middelaar.
1+1=2, God de Vader en de Zoon van God, de eerst geborene.
Waar staat dat “Jezus draagt het Koninkrijk over aan God en de Vader”?
1 Timotheus 2 : 5: “Er is Eén God, en (namelijk) Eén middelaar…” De combinatie “en ook” staat niet in de grondtekst. De vertaling om het te begrijpen is: “Er is Eén God, Die eveneens de Middelaar is en alzo bekend is als “de Mens Christus Jezus”.
Door het woord “eerstgeborene” lijkt het alsof het over biologie gaat en er dus een ander “wezen” is ontstaan. Het Griekse “protokos” heeft de betekenis van “eerste”, “unieke”. Dat kan met “biologische” geboorte te maken hebben, maar in de Bijbel is dat meestal niet zo. Bijvoorbeeld in Kolossenzen 1 : 18: “En Hij is het Hoofd des lichaams, namelijk der Gemeente, Hij, Die het Begin is, de Eerstgeborene uit de doden, opdat Hij in allen de Eerste zou zijn.” Met biologie heeft het hier niks te maken. Het gaat om de Eerste die opstond van tussen de doden uit. De eerste is altijd uniek, omdat er altijd maar één eerste is. In de Bijbel is de Vader, de Gever, de Maker van het Plan, de Erflater. De Zoon, de Erfgenaam, is de “Bouwer”, Degene die het Plan uitvoert. Dat zijn andere “functies”, maar zoals de Schrift leert is het God Zelf. Er is namelijk maar Eén God, leert de Schrift. Deze Ware God, Schepper aller dingen, werkt Zijn Plan uit in de Here Jezus Christus. Zoals 2 Korinthe 5 : 19 zegt: “Want God was in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende, hun zonden hun niet toerekenende; en heeft het woord der verzoening in ons gelegd.”
NBG Bijbel
Spreuken 8:22-31
22De Here heeft mij tot aanzijn geroepen
als het begin van zijn wegen,
vóór zijn werken van ouds af.
23Van eeuwigheid aan ben ik geformeerd,
van den beginne, eer de aarde bestond.
24Toen er nog geen oceaan was, ben ik geboren,
toen er nog geen bronnen waren, rijk aan water.
25Eer de bergen omlaaggezonken waren,
vóór de heuvelen ben ik geboren;
26toen Hij het aardrijk en de velden nog niet had gemaakt,
noch de eerste stofdeeltjes der wereld.
27Toen Hij de hemel bereidde, was ik daar;
toen Hij een kring trok op het oppervlak van de oceaan,
28toen Hij de wolken daarboven bevestigde,
en de bronnen van de oceaan met kracht opborrelden,
29toen Hij aan de zee haar perk stelde,
opdat de wateren zijn gebod niet zouden overtreden,
en Hij de grondslagen der aarde bepaalde,
30toen was ik een troetelkind bij Hem,
ik was een en al verrukking dag aan dag,
te allen tijde mij verheugend voor zijn aangezicht,
31mij verheugend in de wereld van zijn aardrijk,
en mijn vreugde was met de mensenkinderen.
Gebaseerd op deze tekst in de Statenvertaling heb ik een artikel geplaatst op onze andere website. De website van Vlichthus. Zie het artikel “De wijsheid in Spreuken 8”.