Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft [Hem] [ons] verklaard. (Johannes 1:18) Het wezen Gods
In gesprekken met Jehovah’s Getuigen die bereid zijn de leerstellingen van het Wachttorengenootschap te onderzoeken, komt het gesprek vroeg of laat (meestal vroeg) op het thema “Jehovah – Jezus”, oftewel de Godheid, oftewel “het Wezen Gods”.
In hun strijd tegen de klassieke drie-eenheid (die ik evenmin propagandeer) hebben de Getuigen geleerd dat het Wezen van Jezus Christus niet God is. Hij wordt op basis daarvan consequent niet op de positie (Naam boven alle naam) geplaatst die Hem toekomt. Het wachttorengenootschap heeft van de begrippen Vader en Zoon biologie gemaakt, heeft de Goddelijke Persoon van de Heilige Geest compleet weggeredeneerd als “werkzame kracht” en meent te moeten verkondigen dat de Waarachtige en Almachtige God maar onder één Naam bekend is: Jehovah.
Het is niet eenvoudig de kromme gedachten, die het wachttorengenootschap vaak bijna dagelijks in de hoofden van de volgelingen heeft gepompt, weer recht te krijgen. Dat kan alleen God zelf doen. Wij erkennen graag dat het niet in onze macht ligt dit te doen. Het is God die rijkelijk openbaart aan degene die onvoorwaardelijk in Hem en in Zijn Woord wil geloven. Wij hopen dat deze verhandeling daarbij een hulpmiddel is. Meer kunnen we er niet van maken. We hopen ook dat de lezer zich blijft verdiepen in Gods Woord opdat de Waarheid de leugen kan verdrijven.
Aanschouwen
Om enig inzicht te krijgen in het “wezen Gods” moeten we bij Hem zelf zijn. We vragen Hem als het ware ons uit te leggen, wie Hij is. Dat is niet eenvoudig omdat God als Schepper ontelbare malen hoger/groter is dan zijn schepsel de mens. Het bijkomende probleem is dat wij denken op basis van wat wij kennen en kunnen bevatten. Het is vooral gericht op wat wij zien of wat wij in onze gedachten aan “beelden zien”. Wij maken een voorstelling van iets d.m.v. beeldjes om gedachten te concretiseren. Als wij bijvoorbeeld denken aan het begrip “brandweerwagen” zien we onmiddellijk in onze hersenen een beeldje of plaatje van die brandweerwagen. Dat kan omdat we ergens in ons leven dat al eens met onze ogen gezien hebben. Het plaatje is ergens op een bepaald moment vastgelegd. Als je naar – bijvoorbeeld – een inboorling gaat die nog nooit de combinatie tussen naam en plaatje gezien heeft, zal die persoon niet weten wat hij moet verstaan onder het begrip brandweerwagen. Als we toch dat begrip willen duidelijk maken, is het zaak om het begrip zo goed mogelijk te omschrijven met kenmerken en “beeldjes” die de persoon in kwestie wel kent. Zo komen we een heel eind, hoewel het totale plaatje waarschijnlijk niet eerder compleet zal zijn dan op het moment van aanschouwen van de beschreven brandweerwagen. Het origineel is dus alleen maar via beschrijvingen te benaderen maar nooit volledig te maken.
Waarom dit voorbeeld? Het is bedoeld om aan te geven dat ook de Schepper een begrip aan zijn schepsel moest duidelijk maken dat het schepsel niet gezien had en ook niet kan zien omdat Geest nu eenmaal op zichzelf niet zichtbaar is. De uitwerking wel maar niet het Wezen op zich. God heeft er voor gezorgd dat Hij Zijn Wezen zeer uitgebreid beschrijft. Hij doet dat via namen die staan voor eigenschappen of kenmerken van Hem. Wie de Schrift bestudeert met kennis van het Hebreeuws en Grieks komt zo heel wat namen en omschrijvingen tegen die wij ergens in onze geest kunnen plaatsen. We komen daar later op terug. Maar ook hier blijft het feit overeind staan dat wij “het gezicht” niet kunnen bedenken. Het definitieve beeldje is gewoon niet te maken. Dat was ook blijkbaar niet de bedoeling van de Schepper. Hij geeft ons de namen en kenmerken opdat wij Hem via die route zouden leren kennen. Daarnaast maakt Hij ons bekend met Zijn Heilsplan met betrekking tot de schepping. Dat doet hij ook in voor mensen te herkennen en te begrijpen begrippen. Hij gebruikt daarvoor begrippen als Vader, Zoon, Mens, Man en vrouw en zo meer. Op basis van die voor mensen te herkennen begrippen wordt “Gods plan der eeuwen” aan ons verklaard. Hierdoor kunnen we de “route” volgen. Wat we hierbij echter niet moeten doen is de fout maken dat, op basis van de door God gegeven beschrijvingen, te denken dat het wezen Gods hetzelfde is als biologie. Ik bedoel daarmee als God spreekt over Vader en Zoon, dat niet bij voorbaat wil zeggen dat het in werkelijkheid exact zo is als bij ons mensen. Uit Schriftonderzoek moet blijken of dit zo is of niet.
Wat we in ieder geval niet moeten doen, is doen wat de bijbelstudent C.T. Russel ooit deed. Die concludeerde dat het gewoon niet waar kon zijn dat Jehovah en Jezus in Wezen één zouden zijn omdat dit niet te begrijpen was voor hem. Die gedachte leidde uiteindelijk tot een beeld van het Wezen Gods en wat daarbij hoort dat misschien wel past in het menselijke denkbeeld maar dat God niet heeft opgeschreven. De voorstelling van zaken waarbij Jezus Christus een apart Goddelijk Wezen is die voortgebracht is door de Ware God (Jehovah) zelf, is veel te beperkt. De Godheid laat zich door dit “biologiseren” niet beschrijven; er zit veel meer achter. Het Wezen Gods is vele malen groter dan de biologie van de mens. Overigens wil dit niet zeggen dat de leer der kerken omtrent de drie-eenheid conform de Bijbel is. Die omschrijving (geloofsbelijdenis van Athanasius) is evenmin te staven met de Bijbel. De nadruk ligt bij dit dogma op drie-eenheid terwijl de Bijbel spreekt over de Vader, Zoon en Heilige Geest als drie-éénheid. Het gaat dus altijd om de éénheid in het Wezen Gods, hoe Hij zich ook uitdrukt of bekendmaakt aan de mens. Deze gedachte brengt de Bijbel ook altijd over. Bij Bijbelstudie is het daarom van belang dat je nooit de basiswaarheden uit het oog mag verliezen. Alles wat je leest of denkt moet kloppen met die basiswaarheden. Dit betekent dat als je iets leest wat volgens jou niet klopt met die basiswaarheden je het “probleem” niet moet zoeken in de basiswaarheden. Helaas gebeurt dit wel op grote schaal. Men begrijpt iets niet en i.p.v. dat verder te onderzoeken of gewoon te aanvaarden, gaat men sleutelen aan de basis. Die gang van zaken is altijd fataal. Je hebt dan al bij het begin de verkeerde afslag genomen waardoor je nooit meer op de goede weg komt.
Nog twee dingen voordat we overgaan tot het Schriftonderzoek naar het Wezen Gods. Het eerste is: probeer te denken in functies, titels, verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden. Maak er dus geen biologie van! Het helpt als je het simpele voorbeeld vasthoudt dat elk mens op verschillende manieren bekend staat, zich uitdrukt en verschillende titels en functies heeft. Als voorbeeld neem ik mijzelf. Ik ben vader en zoon. Ik ben man van mijn vrouw, ik ben directeur, chauffeur, huiseigenaar, buurman, overbuurman, vriend, collega, inwoner, staatsburger, tekstschrijver, concertbezoeker en nog meer. Ik ben ze allemaal, sommige op dezelfde tijd en plaats, anderen alleen maar op een bepaald moment of alleen in die positie (overbuurman, concertbezoeker). Het is heel gewoon in ons leven dat we bekend zijn onder heel wat begrippen. Niemand zal verklaren dat ik niet vader en zoon kan zijn. Ik ben en blijf altijd – in wezen – dezelfde Wim de Goeij. Wanneer nu de Godheid ter sprake komt, wordt het in één keer anders. Dan zou het ineens niet meer kunnen dat God – bijvoorbeeld – zelf Vader en Zoon is. Ik weet wel hoe het komt, ik heb het al eerder aangehaald. Het heeft alles te maken met begrijpen. In het voorbeeld van mijzelf is het namelijk allemaal nog wel te begrijpen omdat we het kunnen zien. Dat begrijpen wordt echter heel moeilijk, zo niet onmogelijk als we geconfronteerd worden met zaken als Jezus van Nazareth die als volkomen mens tot God de Vader bidt, terwijl uit de Bijbel blijkt dat het Wezen Gods zelf zich “geledigd heeft” om volkomen mens (vanaf de geboorte) te worden. Hoe kan dat? Hoe kan God op de aarde zijn en toch ook in de Hemel zijn? is de meest concrete vraag. Vervolgens wordt dat nog weleens geprobeerd te verklaren of te concluderen dat het dus niet waar kan zijn. Beiden zijn onterecht. Het is niet te verklaren hoe God dit kan doen! Concluderen dat het niet waar kan zijn, is het eigen begrip als maatstaf stellen. In onze positie tegenover onze schepper mag daarvan nooit sprake zijn. Hij is de Hoogste en niet de mens. Wat ons te doen staat is dus aanvaarden dat het zo is omdat God ons dat via Zijn Woord duidelijk maakt. Wij moeten God op Zijn woord geloven ook als wij de diepte van zijn uitleg niet snappen. Als gelovige werkt het altijd zo. Eerst Gods Woord aanvaarden en dan gaan we het begrijpen. Het werkt nooit andersom. Wie dit wel probeert zal merken dat God zijn Woord bewust gesloten houdt. Hij wil eerst “op Zijn Woord” geloofd worden voordat Hij de gelovige het begrip geeft waar de gelovige naar zoekt en dat God hem wil openbaren. Probeer eens met het voorgaande in gedachten het Wezen Gods te onderzoeken. Kijk vooral naar hoe het Wezen Gods Zich in onze tijd aan ons bekendmaakt. Welke “Naam des Heeren” dienen wij nu aan te roepen als wij onze toevlucht zoeken tot God? Vergelijk dat met hetzelfde begrip voordat Jezus van Nazareth op het aardse toneel verscheen. Wie is God? Hoe heeft Hij zich aan ons mensen, zijn schepselen, verklaard? Houd daarbij altijd de basiswaarheden in gedachten en onderwerp je volledig aan God en Zijn Woord, ook wanneer dat betekent dat je je moet ontdoen van gedachten die altijd als waar aanvaard hebt. Wie dat doet mag erop vertrouwen dat God hem of haar het Wezen Gods openbaart. Overigens is dat iets wat geen einde kent. Als wij Hem zoeken d.m.v. de Bijbel dan blijft Hij Zich aan ons openbaren. Net zoals je als kind in de samenleving met je vader hem steeds beter leert kennen, steeds beter leert wat er allemaal achter zijn – verschillende – namen zit.
Taal
Het tweede is een taalkundige aangelegenheid. Bedenk altijd dat woorden betekenis krijgen in de samenhang van de context. Houd ook goed in de gaten dat woorden staan voor begrippen en dat het dus zaak is kennis te hebben van de begrippen zoals die ten tijde dat de woorden gesproken en geschreven zijn van toepassing waren. De Bijbel verklaart de gebruikte begrippen altijd zelf. Dat vereist onderzoek maar het is veel veiliger dan af te gaan op de begrippen zoals wij ze heden ten dage persoonlijk kennen. Het zou wel eens kunnen zijn dat die niet met elkaar overeenstemmen. Dan krijg je een ongelooflijke spraak- en begripsverwarring. Een mooi voorbeeld zijn de begrippen vader en zoon in de Bijbel. Zoek het maar na. Vader betekent altijd erflater en in sommige gevallen is dat ook een biologische aangelegenheid. In verreweg de meeste gevallen is er van een “biologische relatie” helemaal geen sprake. Hetzelfde kan gezegd worden van het begrip zoon. Soms is het ook biologisch maar altijd betekent het erfgenaam. In de Bijbel is de zoon degene die de erfenis (nalatenschap) van de vader ontvangt. Jezus wordt genoemd: De Zoon des mensen, De Zoon van God, de Zoon van Abraham, de Zoon van David. Hij was de wettelijke (niet biologische) Zoon van Jozef. Deze opsomming geeft uiting aan het feit dat Christus alles zou erven. Hij was in alles de Zoon, de Erfgenaam. Waar een zoon is, moet ook een vader of erflater zijn. Het nalatenschap is neergeschreven in een testament dat wordt uitgevoerd als de erflater gestorven is (Hebr. 9:16). Net zoals bij de “wedergeboorte” van een mens in het Nieuwe Leven, als nieuwe schepping, er geen sprake is van biologie, is het dat bij de “verwekking” van Christus. De Bijbelse algemene en exacte begrippen over V(v)ader en Z(z)oon, zijn van groot belang om uit te zoeken en vast te houden. Algemeen gesteld kan worden dat begrippen altijd vanuit de Bijbel verklaard moeten worden en niet vanuit onze eigen (of dat van andere mensen) kennis en gedachten.
Het woord “en”
Er is nog een taalkundige kwestie waarop ik bij voorbaat wil wijzen omdat het veel onnodig onbegrip voorkomt. Het gaat om het voegwoord “en”. Voordat ik Bijbelstudie ging doen, dacht ik eigenlijk nooit zo na over dit woordje. Het gekke was dat als ik dit woord in de Bijbel las met betrekking tot God en Christus het bijna altijd zag als een telwoord. Dat wil zeggen ik dacht altijd aan twee aparte zaken waar het woordje “en” werd gebruikt. Het duidde aan dat het één niet het ander was. Achteraf kan ik vaststellen dat dit kwam omdat ik het altijd zo geleerd heb. Ik las dus door “een gekleurde bril”. In de taal maakt het woordje “en” echter helemaal niet dat verschil. Het woordje geeft meestal uiting aan dat er nog meer gezegd kan worden over of van het onderwerp in kwestie. Het is daarmee een voegwoord dat zinsneden met elkaar verbindt. Het helpt als we een ander woord “lezen” waar “en” staat. Daar zijn meestal twee woorden voor: “namelijk” en “plus”. Uit de context moet blijken welk ander woord we voor het woordje “en” dienen te lezen.
“En” in de betekenis van “plus”: Een en een is twee. Ik ben op vakantie en naar mijn oma geweest.
“En” in de betekenis van “namelijk”: Ik ben Wim de Goeij en vader en zoon en echtgenoot en directeur en autobestuurder en vriend en …….
Bij het volgende voorbeeld kunnen we geen “namelijk” lezen. Toch weten we uit de context dat het woord “en” niet als telwoord gebruikt moet worden, maar als aanduiding dat beide zaken die door het woord “en” aan elkaar gevoegd zijn, terugslaan op het onderwerp.
Honden en katten zijn huisdieren. (let op: “huisdieren” is het onderwerp. De twee op zich verschillende dingen (honden, katten) zeggen iets over het ene onderwerp. De eenheid van beiden zit er in dat ze allebei huisdieren zijn.
Probeer dit stukje taal te onthouden en toe te passen tijdens het Bijbelonderzoek naar het Wezen Gods. Het is eigenlijk een heel eenvoudig middel dat mij in ieder geval heel goed geholpen heeft. Het verklaart een heleboel. Tijdens deze Bijbelstudie worden diverse teksten meermalen gebruikt, maar telkens met de nadruk op een verschillend deel van die teksten. Wie bereid is God te zoeken, Hem echt te leren kennen en te aanvaarden wat Hij zegt, welke consequenties dat voor de eigen mening ook heeft, zal door Gods Geest geleid worden in de Bijbelstudie naar het Wezen Gods.
Basis
De Bijbel geeft ons zowel in het OT als het NT inzicht in de basis van het Wezen Gods. In ieder geval wordt duidelijk gemaakt dat er maar één God is. Het is bij verder Bijbelonderzoek heel belangrijk dat die basisgedachte altijd en overal onthouden wordt. Als iets in tegenspraak lijkt, moeten we terug naar de basisgedachte en opnieuw beginnen. In ieder geval mag je nooit de basiswaarheid aanpassen. Hieronder volgen wat aanhalingen die spreken over dat er maar één God is.
N.B.: het rood/cursief is door mij aangebracht om snel te kunnen zien wat de hoofdgedachte van de aangehaalde tekst is. De teksten komen uit de Statenvertaling.
2 Samuël 7:22 – Daarom zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben.
2 Koningen 5:15 – Toen keerde hij weder tot den man Gods, hij en zijn ganse heir, en kwam, en stond voor zijn aangezicht en zeide: Zie, nu weet ik, dat er geen God is op de ganse aarde, dan in Israël! Nu dan, neem toch een zegen van uw knecht.
Jesaja 43:10 – Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, [dat] voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal.
Jesaja 45:5 – Ik ben de HEERE, en niemand meer, buiten Mij is er geen God; Ik zal u gorden, hoewel gij Mij niet kent.
Jesaja 45:21 – Verkondigt en treedt hier toe, ja, beraadslaagt samen: wie heeft dat laten horen van ouds her? [Wie] heeft dat van toen af verkondigd? Ben Ik het niet, de HEERE? en er is geen God meer behalve Mij, een rechtvaardig God, en een Heiland, niemand is er dan Ik.
Jesaja 46:9 – Gedenkt der vorige dingen van oude tijden af, dat Ik God ben, en er is geen God meer, en er is niet gelijk Ik;
Markus 12:32 – En de schriftgeleerde zeide tot Hem: Meester, Gij hebt wel in der waarheid gezegd, dat er een enig God is, en er is geen ander dan Hij;
Romeinen 3:30 – Nademaal Hij een enig God is, Die de besnijdenis rechtvaardigen zal uit het geloof, en de voorhuid door het geloof.
Jakobus 2:19 – Gij gelooft, dat God een enig [God] is; gij doet wel; de duivelen geloven het ook, en zij sidderen.
1 Korinthiërs 8:4-6
4 Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan een.
5 Want hoewel er ook zijn, die goden genaamd worden, hetzij in den hemel, hetzij op de aarde (gelijk er vele goden en vele heren zijn),
6 Nochtans hebben wij [maar] een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; en [maar] een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.
Bedenk bij dit laatste vers de “taalles” over “en”. Vers 6 wordt dan: Nochtans hebben wij [maar] een God, den Vader, uit Welken alle dingen zijn, en wij tot Hem; (namelijk) [maar] een Heere, Jezus Christus, door Welken alle dingen zijn, en wij door Hem.
Paulus zegt dat er helemaal geen afgoden en geen andere goden bestaan (behalve in de gedachten van mensen) en dat er maar één God is Die alle dingen gemaakt heeft. Dat is de ene Heere (Kurios) Jezus Christus die alle dingen gemaakt heeft. Paulus wist de basiswaarheid van één God en droeg dat ook zo uit. Via Paulus claimt God dat door Hem alles gemaakt is. In het OT doet Hij dat ook. Hij zegt daar ook dat Hij: Dezelfde, de Eerste en de Laatste is èn dat er behalve Hem geen God is. Bijv. in Jesaja 44:6 en 48:12-13:
Jesaja 44:6 – Zo zegt de HEERE, de Koning van Israel, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God.
Jesaja 48:12-13
12 Hoor naar Mij, o Jakob! en gij, Mijn geroepene! Ik ben Dezelfde; Ik ben de Eerste, ook ben Ik de Laatste.
13 Ook heeft Mijn hand de aarde gegrond, en Mijn rechterhand heeft de hemelen met de palm afgemeten; wanneer Ik ze roep, staan zij daar te zamen.
God maak duidelijk dat Hij Dezelfde! is en daarom de Eerste en de Laatste, het Begin en het Eind. In het laatste boek van de Bijbel Openbaring (= aan het licht brengen, wegnemen van de bedekking, zichtbaar maken) wordt veelvuldig gewezen op de ene God die het “Begin en het Eind” is. Aangezien het een Openbaring is van Jezus Christus (Openb. 1:1) gaat het in Openbaring constant over Christus. In Openbaring wordt allereerst teruggegrepen op het algemene principe van de Godheid. Daarna wordt verklaard in Welke Naam alles samenkomt.
Openbaring 1:8 – Ik ben de Alfa en de Omega, het Begin en het Einde, zegt de Heere, Die is, en Die was, en Die komen zal, de Almachtige.
Hier wordt wederom verteld dat de Kurios (Heere) de altijd “in Zichzelf bestaande” enige God, de Almachtige is. Aan het begin van het boek wordt die basiswaarheid aangehaald als basis waarop ontvouwen wordt dat Jezus Christus met recht deze principes op Zich van toepassing acht. Bekijk eerst eens enkele teksten uit Openbaring. Er zijn er overigens nog heel wat meer dan hieronder vermeld.
Openbaring 4:8 - En de vier dieren hadden elkeen voor zichzelven zes vleugelen rondom, en waren van binnen vol ogen; en hebben geen rust dag en nacht, zeggende: Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, en Die is, en Die komen zal.
Openbaring 11:17 – Zeggende: Wij danken U, Heere God almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal! dat Gij Uw grote kracht hebt aangenomen, en als Koning hebt geheerst;
Openbaring 15:3 - En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!
Openbaring 16:7 – En ik hoorde een anderen van het altaar zeggen: Ja, Heere, Gij almachtige God! Uwe oordelen zijn waarachtig en rechtvaardig.
Openbaring 19:6 – En ik hoorde als een stem ener grote schare, en als een stem veler wateren, en als een stem van sterke donderslagen, zeggende: Halleluja, want de Heere, de almachtige God, heeft als Koning geheerst.
Openbaring 21:22 – En ik zag geen tempel in dezelve; want de Heere, de almachtige God, is haar tempel, en het Lam.
Over de Heere (Kurios) staan hier drie dingen: Hij is de almachtige God, Hij is de Tempel en Hij is het Lam. Op welke Naam is dit van toepassing?
Openbaring 22:12,13
12 En zie, Ik kom haastiglijk en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn.
13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.
Zo’n beetje op het allerlaatst zegt Christus zelf dat Hij het Begin en het Einde en de Eerste en de Laatste is. Alle bedekking is weggenomen. Hij (Christus) is volledig geopenbaard als de Almachtige God zelf.
In Openbaring staat nog iets dat goed zichtbaar wordt als je een paar verspreide teksten onder elkaar zet. Wat tussen ( ) staat is door mij gedaan.
Openbaring 1:1,2,6
1 De openbaring van Jezus Christus, die God hem gegeven heeft, om Zijn (God) dienstknechten te tonen de dingen, die haast geschieden moeten; en die Hij (God) door Zijn engel gezonden, en Zijn (God) dienstknecht Johannes te kennen gegeven heeft;
2 Dewelke het woord Gods betuigd heeft, en de getuigenis van Jezus Christus, en al wat hij gezien heeft.
6 En hij zeide tot mij: Deze woorden zijn getrouw en waarachtig; en de Heere (Kurios), de God der heilige profeten, heeft Zijn (God) engel gezonden, om Zijn (God) dienstknechten te tonen, hetgeen haast moet geschieden.
Bijna op het eind in Openbaring 22:16 wordt duidelijk wie God is die de engel om te getuigen gezonden heeft:
Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om ulieden deze dingen te getuigen in de Gemeenten. Ik ben de Wortel en het geslacht Davids, de blinkende Morgenster.
Heiland en Zaligmaker
Een onderzoek (vergelijk OT met NT) naar de woorden Heiland en Zaligmaker helpt ons weer een stuk verder. Heiland en Zaligmaker zijn begrippen/namen die direct in verband worden gebracht met God zelf.
Hosea 13:4 – Ik ben toch de HEERE, uw God, van Egypteland af; daarom zoudt gij geen God kennen dan Mij alleen, want er is geen Heiland dan Ik.
Let op: De naam Heiland (Zaligmaker) wordt hier door de HEERE (Jehovah) geclaimd. Er is ook geen ander zegt Jehovah. In de volgende teksten uit het OT is de Heiland Jehovah.
Jesaja 43:3 - Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israëls, uw Heiland; Ik heb Egypte, Morenland en Seba gegeven [tot] uw losgeld in uw plaats.
Jesaja 43:11 – Ik, Ik ben de HEERE, en er is geen Heiland behalve Mij.
Jesaja 45:15 – Voorwaar, Gij zijt een God, Die Zich verborgen houdt, de God Israëls, de Heiland.
Aan het eind van het OT profeteert Zacharia (in 9:9) aan Israël, dat de Heiland (Jehovah) verwacht, het volgende:
9 Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.
Hier wordt verteld hoe de Heiland en Koning die men verwacht zou komen. Wij die het NT kennen weten dat het hier om Jezus gaat. In het NT wordt de Heiland die men verwacht genoemd onder het synonieme woord “Zaligmaker”. Hieronder staan ze allemaal genoteerd. Merk op dat er vanaf dit moment geen één keer gesproken wordt over Jehovah als de Zaligmaker (Heiland). Het gaat altijd over Christus. Op een aantal plaatsen wordt de Zaligmaker expliciet God genoemd. Overal waar Heere staat, staat in het Grieks Kurios. Probeer de teksten heel langzaam te lezen en te letten op onderwerp en wat er allemaal van dat onderwerp gezegd wordt.
Lukas 1:47 – En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker.
Lukas 2:11 – [Namelijk] dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.
Johannes 4:42 – En zeiden tot de vrouw: Wij geloven niet meer om uws zeggens wil; want wij zelven hebben [Hem] gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.
Handelingen 5:31 – Deze heeft God door Zijn rechter [hand] verhoogd [tot] een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving der zonden.
Handelingen 13:23 – Van het zaad dezes heeft God Israël, naar de belofte, verwekt den Zaligmaker Jezus;
Filippenzen 3:20 - Maar onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten, [namelijk] den Heere Jezus Christus;
1 Timotheüs 1:1 - Paulus, een apostel van Jezus Christus, naar het bevel van God, onzen Zaligmaker, en den Heere Jezus Christus, [Die] onze Hope [is],
1 Timotheüs 2:3 - Want dat is goed en aangenaam voor God, onzen Zaligmaker;
1 Timotheüs 4:10 – Want hiertoe arbeiden wij ook, en worden versmaad, omdat wij gehoopt hebben op den levenden God, Die een Behouder is aller mensen, [maar] allermeest der gelovigen.
2 Timotheüs 1:10 – Doch nu geopenbaard is door de verschijning van onzen Zaligmaker Jezus Christus, Die den dood heeft te niet gedaan, en het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht door het Evangelie;
Titus 1:3 – [Namelijk] Zijn Woord, door de prediking, die mij toebetrouwd is, naar het bevel van God, onze Zaligmaker; aan Titus, [mijn] oprechten zoon, naar het gemeen geloof:
Titus 1:4 – Genade, barmhartigheid, vrede zij [u] van God den Vader, en den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.
Titus 2:10 – Niet onttrekkende, maar alle goede trouw bewijzende; opdat zij de leer van God, onzen Zaligmaker, in alles mogen versieren.
Titus 2:13 – Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus;
Verwachten wij de verschijning van Jehovah en Jezus of van Jezus Christus die onze Zaligmaker is en den groten God?
Titus 3:4 – Maar wanneer de goedertierenheid van God, onzen Zaligmaker, en [Zijn] liefde tot de mensen verschenen is,
Titus 3:6 – Denwelken Hij over ons rijkelijk heeft uitgegoten door Jezus Christus, onzen Zaligmaker;
2 Petrus 1:1 – Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker, Jezus Christus;
2 Petrus 1:11 – Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.
2 Petrus 2:20 – Want indien zij, nadat zij door de kennis van den Heere en Zaligmaker Jezus Christus, de besmettingen der wereld ontvloden zijn, en in dezelve wederom ingewikkeld zijnde, [van] [dezelve] overwonnen worden, zo is hun het laatste erger geworden dan het eerste.
2 Petrus 3:18 - Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen.
1 Johannes 4:14 – En wij hebben het aanschouwd, en getuigen, dat de Vader [Zijn] Zoon gezonden heeft [tot] een Zaligmaker der wereld.
Judas 1:25 - Den alleen wijzen God, onzen Zaligmaker, zij heerlijkheid en majesteit, kracht en macht, beide nu en in alle eeuwigheid. Amen.
In de hiervoor aangehaalde verzen worden de begrippen God, Heere, Zaligmaker, Christus, Jezus Christus constant met elkaar verweven. Op een perfecte manier wordt verteld Wie de God en Zaligmaker is van de gelovigen.
Verlosser
Met God als Verlosser gaat het al precies zo. Eerst maar weer even de teksten in het OT bekijken.
2 Samuël 22:3 - God is mijn Rots, ik zal op Hem betrouwen; mijn Schild en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek en mijn Toevlucht, mijn Verlosser! Van geweld hebt Gij mij verlost!
Psalm 19:14 (19:15) – Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!
Psalm 40:17 (40:18) – Ik ben wel ellendig en nooddruftig, [maar] de HEERE denkt aan mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; o mijn God! vertoef niet.
Psalm 78:35 – En gedachten, dat God hun Rotssteen was, en God, de Allerhoogste, hun Verlosser.
Jesaja 41:14 – Vrees niet, gij wormpje Jakobs, gij volkje Israëls! Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israëls!
Jesaja 43:14 – Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Om ulieder wil heb Ik naar Babel gezonden, en heb hen allen vluchtig doen nederdalen, te weten de Chaldeeën, in de schepen, op welke zij juichten.
Jesaja 44:6 – Zo zegt de HEERE, de Koning van Israël, en zijn Verlosser, de HEERE der heirscharen: Ik ben de Eerste, en Ik ben de Laatste, en behalve Mij is er geen God.
Jesaja 44:24 – Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, en Die u geformeerd heeft van den buik af: Ik ben de HEERE, Die alles doet, Die den hemel uitbreidt, Ik alleen, en Die de aarde uitspant door Mijzelven;
Jesaja 47:4 – Onzes Verlossers Naam is HEERE der heirscharen, de Heilige Israëls.
Jesaja 48:17 – Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den weg, [dien] gij gaan moet.
Jesaja 49:7 – Alzo zegt de HEERE, de Verlosser van Israël, Zijn Heilige, tot de verachte ziel, tot Dien, aan Welken het volk een gruwel heeft, tot den Knecht dergenen, die heersen: Koningen zullen het zien en opstaan, [ook] vorsten, en zij zullen zich [voor] [U] buigen; om des HEEREN wil, Die getrouw is, om den Heilige Israëls, Die U verkoren heeft.
Jesaja 49:26 – En Ik zal uw verdrukkers spijzen met hun eigen vlees, en van hun eigen bloed zullen zij dronken worden, als van zoeten wijn; en alle vlees zal gewaar worden, dat Ik, de HEERE, uw Heiland ben, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs.
Jesaja 54:5 – Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genaamd worden.
Jesaja 59:20 - En er zal een Verlosser tot Sion komen, namelijk voor hen, die zich bekeren van de overtreding in Jakob, spreekt de HEERE.
Jesaja 60:16 – En gij zult de melk der heidenen zuigen, en gij zult de borsten der koningen zuigen; en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser, de Machtige Jakobs.
Jesaja 63:16 – Gij zijt toch onze Vader, want Abraham weet van ons niet, en Israël kent ons niet; Gij, o HEERE! zijt onze Vader, onze Verlosser van ouds af is Uw Naam.
Jeremia 14:8 – O Israëls Verwachting, Zijn Verlosser in tijd van benauwdheid! waarom zoudt Gij zijn als een vreemdeling in het land, en als een reiziger, [die] [slechts] inkeert om te vernachten?
Jeremia 50:34 – [Maar] hun Verlosser is sterk, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; Hij zal hun twist zekerlijk twisten, opdat Hij het land in rust brenge, maar de inwoners van Babel beroere.
In het Oude testament was het God Zelf Die zich onder de namen HEERE (Jehovah) en HEERE der Heirscharen (Jehovah Zebaoth) als enige Verlosser opwierp. De overgang naar het NT ligt direct in Lukas 2:11 waarin een Engel komt melden dat juist die dag geboren is waar men al die tijd naar uitzag. [Namelijk] dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. En hoe zou de komende Verlosser nog meer genoemd worden? Welke kenmerken zouden er in Zijn Naam zijn?
De profeet Jesaja zegt in 9:6: Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst;
De Christus zou Vader der eeuwigheid genoemd worden en Sterke God. Meerdere namen voor één Wezen, voor één God. Jezus van Nazareth werd de Christus met alle recht op de in Jesaja genoemde Namen. Paulus haalt in zijn beroemde betoog over Israël aan dat dat het Christus is, Die de Vervulling is van de profetieën omtrent de Verlosser in het OT.
Romeinen 11:26 – En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob.
Koning
In het OT werd nadrukkelijk gezegd dat de HEERE (Jehovah) Koning zou zijn op de berg Sions. In het NT wordt dit weer toegepast op Jezus.
Micha 4:7 – En Ik zal haar, die hinkende was, maken tot een overblijfsel, en haar die verre henen verstoten was, tot een machtig volk; en de HEERE zal Koning over hen zijn op den berg Sions, van nu aan tot in eeuwigheid.
Psalm 146:10 – De HEERE zal in eeuwigheid regeren; uw God, o Sion! is van geslacht tot geslacht. Hallelujah!
Zacharia 9:9 – Verheug u zeer, gij dochter Sions! juich, gij dochter Jeruzalems! Ziet, uw Koning zal u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland; arm, en rijdende op een ezel, en op een veulen, een jong der ezelinnen.
Mattheüs 21:5 – Zegt der dochter Sions: Zie, uw Koning komt [tot] u, zachtmoedig en gezeten op een ezelin en een veulen, zijnde een jong ener jukdragende [ezelin].
De HEERE (Jehovah) zal tot in eeuwigheid regeren, staat er in Micha 4:7 en aangezien Gods woord betrouwbaar en waar is, zal dat zo zijn. Als dan later een andere Naam wordt genoemd voor dezelfde Koning van Sion betekent dit natuurlijk niet dat Gods plan gewijzigd is. Dat Hij zich later bedacht heeft en een ander Wezen in Zijn plaats zette? Nee, Hij is Dezelfde maar onder een andere Naam. Als je er rustig over nadenkt is dit een volkomen normale zaak. Het was ook op een andere plaats door de HEERE (Jehovah) zelf voorzegd.
In Zacharia 12:10 staat: Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als [met] de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.
Uit de context blijkt heel duidelijk dat de Ik die aan het woord is, Jehovah is. Er blijkt ook uit, dat deze tekst absoluut niet vervuld is tijdens de kruisiging van Jezus. Dit is nog toekomst. Het volk Israël heeft Jezus van Nazareth niet herkend en erkend. Men heeft Hem “gemist”. Straks zal Israël in opperste nood uiteindelijk toch hun God aanroepen. Zij zullen de Naam JHWH (Jehovah) aanroepen en Wie zullen zij dan zien zegt, Jehovah in Zacharia: Juist: Mij die ze doorstoken hebben! De Joden moeten dan constateren dat het Jezus is die zij doorstoken hebben. Zij moeten dan erkennen dat Jezus dus toch hun Verlosser en Zaligmaker was. Dat zij niet aan de naam Jehovah moesten vasthouden maar aan de Naam van Hem die als Zoon de erfenis in ontvangst had genomen, Jezus van Nazareth, de Heere en Christus.
Voor Paulus was dit alles volkomen normaal. Als dienstknecht van de Heere Jezus Christus (door Hem persoonlijk aangesteld) draagt hij dat in al zijn brieven uit. Lees ze allemaal maar eens na en turf maar eens hoeveel keer Paulus op Christus wijst. Alle andere schrijvers in het NT wijzen alleen maar op God en noemen Hem de Heere Jezus Christus. Zij staan allen in Zijn dienst. Zoek dat maar eens na in de eerste verzen van elke brief in het NT.
Zoals al eerder aangehaald over 1 Korinthiërs 8:4-6 zegt Paulus zegt dat er maar één God is en dat is Hij Die alle dingen gemaakt heeft. Dat is de ene Heere (Kurios) Jezus Christus die alle dingen gemaakt heeft, zoals Paulus zegt. In Fillipenzen 2:5-11 zegt Paulus:
5 Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was;
6 Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn;
7 Maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden;
8 En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.
9 Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;
10 Opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.
11 En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Een ieder (alle tong) moet belijden dat de naam Christus Jezus gesteld is tot Naam boven alle naam. Er is geen hogere Naam en iedereen, óók in de Hemel, zal zich moeten buigen voor Christus. Dat kan alleen als Hij God zelf is. Jezus Christus is de Heere (Kurios) stelt Paulus. En terecht want hij beredeneert dat Christus Jezus het geen roof (iets toeëigen wat niet van jezelf is) achtte aan God gelijk te zijn. Volgens Paulus kwam Hij in de gedaante van een mens nadat Hij Zichzelf als God “vernietigd” (grondtekst: geledigd) heeft. In Hebreeën 1 beredeneert Paulus het zo:
1 God, voortijds veelmaal en op velerlei wijze, tot de vaderen gesproken hebbende door de profeten, heeft in deze laatste dagen tot ons gesproken door den Zoon;
2 Welken Hij gesteld heeft tot een Erfgenaam van alles, door Welken Hij ook de wereld gemaakt heeft;
3 Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel [Zijner] heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid, en alle dingen draagt door het woord Zijner kracht, nadat Hij de reinigmaking onzer zonden door Zichzelven teweeg gebracht heeft, is gezeten aan de rechter [hand] der Majesteit in de hoogste [hemelen];
4 Zoveel treffelijker geworden dan de engelen, als Hij uitnemender Naam boven hen geërfd heeft.
5 Want tot wien van de engelen heeft Hij ooit gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb ik U gegenereerd? En wederom: Ik zal Hem tot een Vader zijn, en Hij zal Mij tot een Zoon zijn?
6 En als Hij wederom den Eerstgeborene inbrengt in de wereld, zegt Hij: En dat alle engelen Gods Hem aanbidden.
7 En tot de engelen zegt Hij wel: Die Zijn engelen maakt geesten, en Zijn dienaars een vlam des vuurs.
8 Maar tot den Zoon [zegt] [Hij]: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter.
9 Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.
10 En: Gij, Heere! hebt in den beginne de aarde gegrond, en de hemelen zijn werken Uwer handen;
Paulus vertelt dat God in deze tijd spreekt door de Zoon Die het Afschijnsel, het uitgedrukte Beeld is van God. Tot de Zoon wordt gezegd: Uw troon o God en U o God! De Zoon is God staat daar en dat is volkomen in overeenstemming met wat Johannes ons over Het Woord onthult in Johannes 1:1,2:
1 In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
2 Dit was in den beginne bij God.
Achteraf kunnen we vaststellen dat Christus als het Woord (Logos) van God te beschouwen is. In het begin van Gods Heilsplan had Hij voorzien in het uitdrukken van Zijn Wezen via Zijn Woord. Het stond voor de “grondlegging der wereld” al vast dat Zijn Woord zal uitgaan. In die zin was het Woord dus ook God maar het was ook God want het was iets van Hemzelf dat uitging. Met biologie heeft het weer niks te maken.
Troon
Wie zit er op de Troon van God in Openbaring?
Openbaring 1:4 – Johannes aan de zeven Gemeenten, die in Azië zijn: genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven geesten, die voor Zijn troon zijn;
Openbaring 4:2 – En terstond werd ik in den geest; en ziet, er was een troon gezet in den hemel, en er zat Een op den troon.
Openbaring 4:9,10
9 En wanneer de dieren heerlijkheid, en eer, en dankzegging gaven Hem, Die op den troon zat, Die in alle eeuwigheid leeft;
10 Zo vielen de vier en twintig ouderlingen voor Hem, Die op den troon zat, en aanbaden Hem, Die leeft in alle eeuwigheid, en wierpen hun kronen voor den troon, zeggende:
Openbaring 5:13 – En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid.
Openbaring 6:16 – En zeiden tot de bergen en tot de steenrotsen: Valt op ons, en verbergt ons van het aangezicht Desgenen, Die op den troon zit, en van den toorn des Lams.
Openbaring 7:9 - Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm [takken] waren in hun handen.
Openbaring 7:10 – En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam.
Openbaring 7:15 – Daarom zijn zij voor den troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op den troon zit, zal hen overschaduwen.
Openbaring 7:17 – Want het Lam, Dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen.
Openbaring 19:4 – En de vier en twintig ouderlingen, en de vier dieren vielen [neder], en aanbaden God, Die op den troon zat, zeggende: Amen, Halleluja!
Openbaring 21:5 – En Die op den troon zat, zeide: Ziet, Ik maak alle dingen nieuw. En Hij zeide tot mij: Schrijf, want deze woorden zijn waarachtig en getrouw.
Openbaring 22:1 – En hij toonde mij een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods, en des Lams.
Openbaring 22:3 – En geen vervloeking zal er meer tegen [iemand] zijn; en de troon Gods en des Lams zal daarin zijn, en Zijn dienstknechten zullen Hem dienen;
Er zit altijd maar één Iemand op één Troon. De laatste twee verzen maken heel goed duidelijk dat de Troon van God de Troon van het Lam is. Als er maar één Troon is waarop maar één iemand is, wil dat zeggen God en het Lam één en dezelfde moeten zijn. Het Lam is Christus, Christus is dus God zelf.
Aanbidden
Wie moeten wij aanbidden? vraagt de mens die oprecht zijn Schepper zoekt. Het antwoord is te vinden in de Bijbel, in het OT en in het NT.
Psalm 22:27 – Alle einden der aarde zullen het gedenken, en zich tot den HEERE bekeren; en alle geslachten der heidenen zullen voor Uw aangezicht aanbidden.
Psalm 95:6 – Komt, laat ons aanbidden en nederbukken; laat ons knielen voor den HEERE, Die ons gemaakt heeft.
Jesaja 27:13 – En het zal te dien dage geschieden, dat er met een grote bazuin geblazen zal worden; dan zullen die komen, die in het land van Assur verloren zijn, en de heengedrevenen in het land van Egypte; en zij zullen den HEERE aanbidden op den heiligen berg te Jeruzalem.
Tussendoor: Wanneer is de bovenstaande + onderstaande profetie vervuld?
Zacharia 14:17 – En het zal geschieden, zo wie van de geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over henlieden geen regen wezen.
Openbaring 15:3,4,9
3 En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!
4 Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam [niet] verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.
9 En hij zeide tot mij: Zie, dat gij het niet [doet]; want ik ben uw mededienstknecht, en uwer broederen, der profeten, en dergenen, die de woorden dezes boeks bewaren; aanbid God.
Jezus vertelde aan satan dat alleen God aanbeden mocht worden. Paulus vertelt in Hebreeën 1:6 dat alle engelen Hem (Christus) dienen te aanbidden: “En als Hij wederom den Eerstgeborene inbrengt in de wereld, zegt Hij: En dat alle engelen Gods Hem aanbidden“.
In de “bijbel” van de Jehovah’s Getuigen (Nieuwe Wereldvertaling; NWT) is het woordje aanbidden overigens vervangen door “hulde brengen”. Zo’n belachelijke vertaling kan alleen dan als de vertaler niet wil overbrengen dat Christus aanbeden moet worden want in de grondtekst staat echt hetzelfde woord Grieks: Proskuneoo. Een zeer verwerpelijke handelswijze en stevig bewijs dat er met de Bijbel geknoeid is om de eigen leerstellingen te bewijzen. In de afgelopen jaren dat ik Bijbelonderzoek heb gedaan en de NWT vergeleken heb met andere vertalingen en de grondtekst, is dit trouwens schering en inslag gebleken. In ieder geval is heel veel, zo niet alles, in de NWT omtrent Christus bewust verkeerd vertaald om de Godheid van Christus te verdoezelen. Voortgekomen uit het misplaatste idee dat wat een mens niet kan begrijpen dan ook maar niet waar is, heeft men (F. Franz van het wachttorengenootschap) de Bijbel aangepast. Gelukkig voor hen die geloven is dat echter niet mogelijk. De Waarheid komt namelijk altijd aan het licht. Ik raad een ieder aan de Bijbel (niet de NWT) oprecht, eerlijk en rustig te lezen en te bestuderen. Dan wordt het Wezen Gods ons duidelijk voor zover het ons gegeven is dat het duidelijk wordt. Wat we hiervoor besproken hebben is maar een deeltje van wat de Schrift ons op dit gebied allemaal duidelijk maakt.
Heilige Geest
Er is nog een ander deel van de Godheid waarover we het moeten hebben: de Heilige Geest. Wie de Godheid alleen maar wil kennen onder de Naam Jehovah, kan niks met de Naam Heilige Geest. Bij Jehovah’s Getuigen is die dan ook weggeredeneerd als “werkzame kracht”. In ieder geval als iets onpersoonlijks. Wat zegt de Bijbel ervan? Dat in de Bijbel de Heilige Geest een Goddelijk Persoon is, blijkt uit zoveel Schriftplaatsen, dat het niet doenlijk is ze allemaal te citeren. Ik concentreer me daarom op de voornaamste teksten. Vóór de stelling dat de Heilige Geest een Persoon is en geen “invloed”, “uitstraling” of “werkzame kracht”, pleit:
A) Dezelfde woorden, die voor andere personen worden gebruikt, gebruikt de Schrift ook voor de Heilige Geest. Deze waarheid wordt ondermeer geïllustreerd in Johannes 14:16, 17, 18 en 26.
16 En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u een anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid;
17 [Namelijk] den Geest der waarheid, Welken de wereld niet kan ontvangen; want zij ziet Hem niet, en kent Hem niet; maar gij kent Hem; want Hij blijft bij ulieden, en zal in u zijn.
18 Ik zal u geen wezen laten; Ik kom [weder] tot u.
26 Maar de Trooster, de Heilige Geest, Welken de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u alles leren, en zal u indachtig maken alles, wat Ik u gezegd heb.
Hier noemt Christus de Geest “een andere Trooster” en gebruikt voor Hem dezelfde persoonlijke voornaamwoorden die Hij ook voor de Vader gebruikt. De persoonlijke voornaamwoorden “Hij” en “Hem” worden in deze verzen zes maal gebruikt. Via vers 18 zegt Jezus dat Hij zelf de Heilige Geest is en dat is volkomen in overeenstemming met de éénheid van God.
De tweede groep schriftplaatsen is Johannes 16:7,8,13-15:
7 Doch Ik zeg u de waarheid: Het is u nut, dat Ik wegga; want indien Ik niet wegga, zo zal de Trooster tot u niet komen; maar indien Ik heenga, zo zal Ik Hem tot u zenden.
8 En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel:
13 Maar wanneer Die zal gekomen zijn, [namelijk] de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen.
14 Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.
15 Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.
In het laatste vers zegt Jezus dat al wat God de Vader heeft van Christus is en dat Hij (Christus) tegen de Vader (God) heeft gezegd dat Hij (God) het (De Geest der waarheid, aangeduid als persoon) uit het Mijne (Christus) moet nemen. Kort gezegd staat hier dat de Heilige Geest dus uit Christus is.
B) Van mensen wordt gezegd dat zij ten opzichte van de Heilige Geest zo handelen als te opzichte van een Persoon. (Jesaja 63:10), Mattheüs 12:31, Efeze 4:30, Hebreeën 10:29).
C) Van de Heilige Geest wordt gezegd dat Hij handelingen verricht die onmogelijk kunnen worden toegeschreven aan een “invloed”, “uitstraling” of “werkzame kracht”. (Johannes 3:6 en 14:26, Handelingen 8:29, 10:19, 13:2, 16:6,7, Romeinen 8:26. Wie deze teksten leest, zal zien dat het dwaas is om die al die handelingen toe te schrijven aan een onpersoonlijke “werkzame kracht”.
De Heilige Geest is een Goddelijk Persoon naar de eigenlijke betekenis van dat begrip: een Godheid. De volgende argumenten zijn daarvoor in de Bijbel te vinden: 1) Hij wordt God genoemd (vergelijk Jesaja 6:8 en 9 met Handelingen 28:25,26 en Jeremia 31:31-34 met Hebreeën 10:15. Zie ook 2 Korinthiërs 3:18 en Handelingen 5:3,4):
3 En Petrus zeide: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld, dat gij den Heiligen Geest liegen zoudt, en onttrekken van den prijs des lands?
4 Zo het gebleven ware, bleef het niet uw, en verkocht zijnde, was het niet in uw macht? Wat is het, dat gij deze daad in uw hart hebt voorgenomen? Gij hebt den mensen niet gelogen, maar Gode.
2) De Schrift schrijft aan de Heilige Geest de eigenschappen van God toe, namelijk: alwetendheid, almacht, heiligheid. (Psalm 139:7-10, Genesis 1:2, Job 26:13, 1 Korinthiërs 2:9-11, Hebreeën 9:14).
3) De Heilige Geest verricht werkzaamheden die alleen bij God mogelijk zijn. Al de bij punt 2 aangehaalde teksten bewijzen dit. Zie ook: Job 33:4, Psalm 104:30, Lukas 12:11,12, Handelingen 1:16, 1 Korinthiërs 6:11, 1 Korinthiërs 12:8-11.
Er zijn nog veel meer dingen te vertellen over de Heilige Geest. Het is de moeite waard om dat allemaal na te zoeken. In ieder geval gaat het altijd om een Persoon en niet iets onpersoonlijks en ondefinieerbaars als een “werkzame kracht”. Maar ja die constructie was dan ook bedacht door mensen die hun eigen gedachten prefereerden boven Gods gedachten.
God in het Oude Testament
God is niet te beschrijven met één naam. Zijn Grootheid kan alleen in verschillende namen, functies en begrippen bekend worden gemaakt aan ons mensen. God heeft via meerdere “wegen” met de mens gecommuniceerd. Als Geest is hij niet te zien. Tegen Abraham sprak Hij als de Almachtige. In de gedaante van een mens kwam hij naar Abraham en Sara toe (Genesis 18). Vanaf Mozes en speciaal in verhouding tot Zijn verbondsvolk maakt Hij zich ondermeer bekend als HEERE (JHWH, Jehovah) (Exodus 3) Die naam betekent “Ik Ben Die Ik Ben”. Hoewel Hij dus maar één God is, maakt Hij zich in het OT onder meer dan één begrip of naam bekend. Let wel: Namen en begrippen doen geen afbreuk aan het gestelde dat er maar één God is. De verschillende namen zijn:
Nederlandse Naam | Hebreeuwse Naam |
---|
God | God, El, Elah, of Elohim |
HEERE | JHWH (Jehovah) |
Here | Adon of Adonai |
Almachtige God | El Shaddai |
Allerhoogste of Allerhoogste God | El Elyon |
Eeuwige God | El Olam |
Here HEERE | Adonai Jehovah |
HEERE God | Jehovah Elohim |
HEERE der Heirscharen | Jehovah Zebaoth |
De HEERE zal voorzien | Jehovah-Jireh |
De HEERE uw Heelmeester | Jehovah-rapha |
De HEERE onze banier | Jehovah-nissi |
De HEERE is vrede | Jehovah-shalom |
De HEERE mijn Herder | Jehovah-ra-ah |
De HEERE onze gerechtigheid | Jehovah-tsidkenu |
De HEERE de Tegenwoordige of de | Jehovah-Sahmmah |
Afhankelijk van de toepassing drukt God zich uit, is Hij bekend via een Naam. Het is derhalve onterecht te stellen dat er maar één Naam is. Eén God is er wel. God betekent trouwens “Kracht” of “De Sterke”, daarmee is het een Naam. De profetie van Jesaja (9) over de komende Zoon, geeft dat ook aan want daar wordt “Sterke God” als Naam genoemd.
Het gebruik van verschillende namen voor de Godheid door elkaar heen, komt in het OT goed tot uitdrukking in Jesaja 48:16,17. De Heere HEERE zendt de HEERE.
16 Nadert gijlieden tot Mij, hoort dit: Ik heb van den beginne niet in het verborgene gesproken, [maar] van dien tijd af, dat het geschied is, ben Ik daar; en nu, de Heere HEERE, en Zijn Geest heeft Mij gezonden.
17 Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls: Ik ben de HEERE, uw God, Die u leert, wat nut is, Die u leidt op den weg, [dien] gij gaan moet.
Deze tekst in Jesaja 49:1 past daar ook goed bij: Alzo zegt de HEERE: (vanaf dit moment is Jehovah aan het woord) In vers 4 en 5 dus ook waar staat:
4 De Heere HEERE heeft Mij een tong der geleerden gegeven, opdat Ik wete met den moede een woord ter rechter tijd te spreken; Hij wekt allen morgen, Hij wekt Mij het oor, dat Ik hore, gelijk die geleerd worden.
5 De Heere HEERE heeft Mij het oor geopend, en Ik ben niet wederspannig, Ik wijk niet achterwaarts.
Ook hier komt weer op een prachtige manier, in beeldspraak, tot uiting dat de Heere (Adonai) HEERE (Jehovah) de HEERE (Jehovah) “voortbrengt”. De Statenvertalers begrepen dit blijkbaar, want ze schrijven consequent de woorden Ik en Mij van degene die aan het woord is, met een hoofdletter. Daarmee geven ze aan dat hier niet in een keer tussendoor Jesaja aan het woord is.
In Jesaja 52:6,7 vinden we nog meer. Het is een vooruitblik op de tijd die wij kennen als de tijd dat Jezus van Nazareth op het “toneel” was.
6 Wij dwaalden allen als schapen, wij keerden ons een iegelijk naar zijn weg; doch de HEERE heeft onzer aller ongerechtigheid op Hem doen aanlopen.
7 [Als] dezelve geeïst werd, toen werd Hij verdrukt; doch Hij deed Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid, en als een schaap, dat stom is voor het aangezicht zijner scheerders, alzo deed Hij Zijn mond niet open.
Jesaja 56:6 – En de vreemden, die zich tot den HEERE voegen, om Hem te dienen, en om den Naam des HEEREN lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn; al wie den sabbat houdt, dat hij dien niet ontheilige, en die aan Mijn verbond vasthouden;
Jesaja 60:22 en 61:1 (dit zijn aaneengesloten verzen)
22 De kleinste zal tot duizend worden, en de minste tot een machtig volk; Ik, de HEERE, zal zulks te zijner tijd snellijk doen komen.
1 De Geest des Heeren HEEREN is op Mij, omdat de Heere Mij gezalfd heeft, om een blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen; Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van harte, om den gevangenen vrijheid uit te roepen, en den gebondenen opening der gevangenis;
Zacharia 2:5,8-12
5 En Ik zal haar wezen, spreekt de HEERE, een vurige muur rondom; en Ik zal tot heerlijkheid wezen in het midden van haar.
8 Want zo zegt de HEERE der heirscharen: Naar de heerlijkheid [over] [u], heeft Hij mij gezonden tot die heidenen, die ulieden beroofd hebben; want die ulieden aanraakt, die raakt Zijn oogappel aan.
9 Want ziet, Ik zal Mijn hand over henlieden bewegen, en zij zullen hunnen knechten een roof wezen. Alzo zult gijlieden weten, dat de HEERE der heirscharen mij gezonden heeft.
10 Juich en verblijd u, gij dochter Sions; want zie, Ik kom, en Ik zal in het midden van u wonen, spreekt de HEERE.
11 En vele heidenen zullen te dien dage den HEERE toegevoegd worden, en zij zullen Mij tot een volk wezen; en Ik zal in het midden van u wonen; en gij zult weten, dat de HEERE der heirscharen mij tot u gezonden heeft.
12 Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn deel, in het heilige land, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen.
Zacharia 3:1-2
1 Daarna toonde Hij mij Josua, den hogepriester, staande voor het aangezicht van den Engel des HEEREN; en de satan stond aan zijn rechterhand, om hem te wederstaan.
2 Doch de HEERE zeide tot den satan: De HEERE schelde u, gij satan! ja, de HEERE schelde u, Die Jeruzalem verkiest; is deze niet een vuurbrand uit het vuur gerukt?
Ook Jehovah’s Getuigen zullen moeten erkennen dat al die Namen maar over één God spreken. In het OT is het voor hen blijkbaar geen punt om dat te erkennen. Vanaf het Nieuwe Testament is dat ineens anders.
God in het Nieuwe Testament Het OT wijst op de komst van het NT. Het wijst er eveneens op dat God in zijn hoedanigheid als Vader een andere Naam (de Zoon) zou voortbrengen. Die zou verschijnen in een nieuwe functie (Christus, Messias = Gezalfde). Er wordt nergens gezegd dat een andere God zou verschijnen, logisch ook omdat dit in tegenspraak zou zijn met eerdere onthullingen. Op een andere Naam wordt wel gewezen. Voor de Namen uit het Oude Testament kwam één samengestelde (drie namen) in de plaats: het Griekse Kurios. Achteraf weten wij dat het Jezus van Nazareth was die uiteindelijk bij Zijn opstanding officieel werd aangesteld onder die nieuwe Naam en functie: Heere Jezus Christus.
Paulus zegt in Handelingen 2:36 Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israëls, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, [namelijk] dezen Jezus, Dien [gij] gekruist hebt.
Of in Fillippenzen 2:6-9
9 Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;
10 Opdat in den Naam van Jezus zich zou buigen alle knie dergenen, die in den hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.
11 En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Jezus van Nazareth leerde zelf uit de Schriften dat Hij degene moest zijn die aangesteld zou worden tot Christus. Hij wist dat heel goed. Hij wist dat in het Plan Gods voorzien was in de komst van een Christus. Uit de Schriften wist Hij waar Hij vandaan kwam, wat Hem te doen stond en waar Hij naar toe ging. Met alle recht kon Hij zeggen wat in Johannes 8:58 staat: Jezus zeide tot hen: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Eer Abraham was, ben Ik.”
Eigenlijk staat er Ik ben. Jezus zegt dus dat hij de bij de Joden bekende “Ik Ben” was. Hij claimt hier God te zijn. Een mooi voorbeeld is de discussie omtrent het “zien van de Vader” in Johannes 14:7-11.
7 Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien.
8 Filippus zeide tot Hem: Heere, toon ons den Vader, en het is ons genoeg.
9 Jezus zeide tot hem: Ben Ik zo langen tijd met ulieden, en hebt gij Mij niet gekend, Filippus? Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; en hoe zegt gij: Toon ons den Vader?
10 Gelooft gij niet, dat Ik in den Vader [ben], en de Vader in Mij is? De woorden, die Ik tot ulieden spreek, spreek Ik van Mijzelven niet, maar de Vader, Die in Mij blijft, Dezelve doet de werken.
11 Gelooft Mij, dat Ik in den Vader [ben] en de Vader in Mij is; en indien niet, zo gelooft Mij om de werken zelve.
Het lijkt erop dat Jezus een beetje moe wordt van de vraag “toon ons de Vader”. Hij maakt dan nogmaals duidelijk wat ze volgens Hem al lang zouden moeten weten. Hij en de vader zijn één en dezelfde. Uiteraard moet bij dit gedeelte geen “biologie” betrokken worden maar louter de begrippen Vader als erflater en Zoon als erfgenaam. De apostelen hadden het altijd over hun Heere (Kurios) Jezus Christus. Conform de Schriften was het hun enige Heerser, God die hun bekend was onder de naam Heere Jezus Christus.
Judas 1:4 – Want er zijn sommige mensen ingeslopen, die eertijds tot ditzelfde oordeel te voren opgeschreven zijn, goddelozen, die de genade onzes Gods veranderen in ontuchtigheid, en den enigen Heerser, God, en onzen Heere Jezus Christus verloochenen.
Anders gezegd: Er is maar één Heerser en dat is God, namelijk onzen Heere (Kurios) Jezus Christus. God kunnen wij niet zien. Zijn Grootheid kunnen wij niet volledig begrijpen maar wel degelijk aanvaarden. We zijn dankbaar dat God in Zijn grote Genade Zich aan ons heeft willen openbaren. De volle openbaring laat nog op zich wachten, maar wij danken de Almachtige God voor wat staat in Johannes 1:18:
Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, Die in den schoot des Vaders is, Die heeft [Hem] [ons] verklaard.
We hopen dat de organisatie van Jehovah’s Getuigen zo spoedig mogelijk zal doen wat Paulus zegt in 2 Korinthiërs 4:5 – Want wij prediken niet onszelven, maar Christus Jezus, den Heere (Kurios); en onszelven, [dat] [wij] uw dienaars [zijn] om Jezus’ wil.
Wij onderschrijven van harte Paulus woorden in 2 Korinthiërs 5:18 – En al deze dingen zijn uit God, Die ons met Zichzelven verzoend heeft door Jezus Christus, en ons de bediening der verzoening gegeven heeft.
En ook de woorden van Petrus in Handelingen 4:12 – En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.
2 Korinthiërs 8:9 – Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden.
Onze Heere (Kurios) Jezus Christus is om mijnentwil arm (Hij legde zijn Godheid af) geworden opdat ik rijk (eeuwig onvergankelijk leven, deel uitmakend van Zijn Lichaam) zou mogen worden. Dank U daarvoor Heer!
1 Johannes 5:20 – Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, [namelijk] in Zijn Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God, en het eeuwige Leven.
Wij willen nooit vergeten dat Jezus Christus als Zoon van God gekomen is en dat Hij de Waarachtige God en het (ook ons) eeuwige Leven is. Wij hopen daarom echt dat iedereen doet wat in Filippenzen 2:11 staat: – En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere zij, tot heerlijkheid Gods des Vaders.
Altijd zal de volgende basiswaarheid overeind blijven: “Want een ieder, die den Naam des Heeren zal aanroepen, zal zalig worden.” (Romeinen 10:13)
Wij zijn blij te weten dat voor ons in deze tijd den Naam des Heeren “de Heere Jezus Christus” is. Kijk eens op onze andere website (Vlichthus) voor meer over dit onderwerp.
Het wezen Gods
Het wezen Gods
Beste Co Meijer,
Je noemde in jou betoog dat men een ontwikkeling had van een kind van 5 jaar in die tijd. De talen die men sprak in de oudheid waren grammaticaal ingewikkelder dan onze moderne talen. Er is geen evolutie maar eerder een devolutie. Maar een kind van vijf is eerlijk en onbevangen, daarom zei Jezus in het Bijbelboek Mattheus hoofdstuk 18 vers 3: ,,Voorwaar ik zeg u, indien gij u niet verandert en wordt gelijk de kinderen, zo zult gij het Koninkrijk der hemelen geenszins ingaan
Er bestaat niet een’Goddelijk’wezen ergens op een hemelse troon gezeten. Of het moet al een hoog ontwikkeld buitenaarts wezen zijn ( zie daarover mijn boek ‘Geloof in een duurzame wereld’ISBN 2002 Uitgeverij Pirola. In m ijn nieuwe manuscript werk ik het principe van een voor mensen aanvaardbare, logische en geloofwaardige God uit. Eens in de oudheid nadat ‘De Here God’was óntdekt’door Noach, Abraham cs,- daarvoor was er geen God (monotheïsme) maar polytheïsme (veelgodengom) gerelateerd aan natuurverschijnselen zoals bliksem & onweer ( de God Donar) die in zijn strijdwagen door de hemel boos was en dit door bliksem & donder liet merken! Nu weten we dat dit nonsens is, primitief geloof. En dat is ook nog bij orthodox christelijk geloof, die ook primitief, deels ouderwets en door oa voortschrijdende inzicht van wetenschap, onderuit is gehaald, waardoor mensen allerlei bijbel teksten niet vinde kloppen en bestrijden dat die Bijbelse God almachtig is, en alleen liefdevol, wat door allerlei beschreven verhalen in de bijbel in tegenspraak zijn voorbeelden teover; Zondvloed, Sodom & Gomorrah (vernieting van bijna alle leven op Aarde. Immoreel verzoek van JHWH (Jahweh) aan Abraham om z’n enige Zoon te oefferen ten bewijze van zijn liefde voor God, hoe kun je zo iets verzinnen! Immoreel en onwetend, maar volgens bijbelhistorici hadden mensen ca 4.000 jaar gelden een ontwikkeling van een kind van ca 5 jaar en of iets ouder! dus, is het in dat licht nog te begrijpen ook!
Beter is te zoeken naar een voor de mens logische en geloofwaardig beeld van God, die van een onzichtbare kosmische kracht (energie) die dmv intelligentie-creativiteit & energie zich in de natuur op Aarde en daarbuiten intrinsiek zelfregulerend manifesteert. Dat is een God die niets wil, geen gevoel, noch emotie kent, niet in hemel of hel verblijft (bestaan ook niet) en geen tegenstrever Satan/duivel kent (bestaat evenmin) het is allemaal bijgeloof nog primitief, en dat ook nog in onze moderne tijd van voortschrijdende inzichten. Gelukkig zijn er steeds meer logisch denkende mensen die zelf nadenken en zich niet (meer) laten beïnvloeden, manipuleren en indoctrineren zoals Jehovah’S Getuigen die er zelfs nog ‘trots’op zijn, niet van de wereld, en claimen ín de waarheid’te zijn, maar zich niet bewust zijn van hun status: slachtoffer van een collectief religieus systeem met 11 mannen die het ‘besturend lichaam’vormen op het hoofdkantoor in New York (Brooklyn). Zo’n 5-7 miljoen mensen zijn het slachtoffer (geworden) met de misschien beste bedoelingen en zijn misleidt en lopen zich bijna krom huis-aan-huis hun verplichte bijbelse getuigenis aan anderen te verkondigen en voelen zich sterk door hun meestal grote kennisvoorsprong van de bijbel (Nieuwe Bijbelvertaling) van hun zelf! Ik waarschuw iedereen ertegen en ben zelf ook bijna slachtoffer geworden van deze indoctrinatie en Jeh’s. Maar mijn gezonde verstand won het van de onlogica en dwang, en burgerlijke bekrompenheid, en hun arrogantie van ‘niet van de wereld zijn’maar ondertussen wel profiteren van wereldse verworvenheden, en claimen ‘in de waarheid te zijn’. Som s heb ik medelijden met ze, maar blijf nog steeds in gesprek. Ze proberen mij nog steeds te bekeren! Helaas… mvg Co Meijer