Jehovah’s Getuigen en het niet mogen groeten

Jehovah’s Getuigen en het niet mogen groeten. De Jehovah’s Getuigen (JG) krijgen van het wachttorengenootschap (WTG), dat zichzelf in de praktijk tot “heer” van de leden heeft benoemd, heel duidelijk het bevel (minder is het niet…) om uit de organisatie gesloten personen (ge-excommuniceerden) niet te groeten. Zelfs een eenvoudig “goedendag”, of een hand opsteken in het voorbijgaan, is verboden en ook strafbaar volgens het eigen “verenigingsrecht” van deze organisatie. Men wil alle contact vermijden met degenen die men verwijderd heeft uit “het systeem”. 

Artikel Wachttoren 1981

In het artikel op de JG-website “Hoe wij uitsluiting uit de gemeenschap dienen te bezien” (De Wachttoren 1981) wordt dit gezegd over het groeten van uitgeslotenen:

Alle getrouwe christenen dienen de belangrijke waarheid ter harte te nemen die God Johannes onder inspiratie liet optekenen: „Wie een groet tot [een uitgesloten zondaar die een dwaalleer bevordert of in goddeloos gedrag volhardt] richt, deelt in zijn goddeloze werken.” — 2 Joh. 11.

Wat vooral opvalt is het tussen [ ] geplaatste gedeelte, wat natuurlijk volledig voor rekening komt van de top van het wachttorengenootschap, want dat staat er allemaal in ieder geval niet in 2 Johannes 10 en 11. Dit staat er overigens in de Statenvertaling: 

Indien iemand tot ulieden komt, en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet.
Want die tot hem zegt: Zijt gegroet, die heeft gemeenschap aan zijn boze werken.

Ledenverlies beperken

Het management doet vooral z’n best om de invloeden van buitenaf – die tot ledenverlies kunnen leiden – zwaar te beperken en daarom staat er toegevoegd:

[een uitgesloten zondaar die een dwaalleer bevordert of in goddeloos gedrag volhardt]

Voor wie lid is geweest van deze organisatie, of nog is, is het duidelijk dat:

  • een “uitgesloten zondaar” iemand is die een “dwaalleer” bevordert 
  • iemand is die volhardt in goddeloos gedrag.

In de praktijk blijkt die “dwaalleer” zo’n beetje alles te zijn wat afwijkt van de leer van de organisatie. Als die “afwijking” wel overeenstemt met Gods Woord, maar niet met de leer van de organisatie, dan is het toch “dwaalleer” en mag zo’n uitgeslotene niet gegroet worden. Zelfs niet netjes gedag zeggen als je zo iemand ergens tegenkomt.

Goddeloos gedrag

“Iemand die volhardt in goddeloos gedrag” mag evenmin gegroet worden, volgens het WTG en dat op basis van 2 Johannes 11. Uiteraard is de invulling van het begrip “volhardt” volledig, maar dan ook echt 100%, in handen van de inquisiteurs van het WTG. De definitie van het woord “goddeloos gedrag” ook. In de praktijk komt het vooral neer op zedenkwesties en het niet opvolgen van wat de organisatie (semi-)dwingend opgelegd heeft. Dat wordt dan “zonder god” genoemd, want dat is de betekenis van “goddeloos”. Ten onrechte, want zondigen in het vlees betekent Bijbels gezien niet dat een wedergeboren kind van God – een gelovige – zónder God is. Maar ook daar heeft men geen boodschap aan. 

Wie niet doet wat het wachttorengenootschap zegt, wie niet napraat wat men leert, die wordt uitgesloten – uitgestoten – en de “blijvers” mogen op geen enkele manier contact hebben met hen. Dus zelfs niet groeten.

De betekenis van het groeten in de Bijbel

Maar wat betekent dat “groeten” nu eigenlijk in de Bijbel? Het is goed om dat eens beter te bekijken, met name omdat de JG het “niet groeten” zo groots maken en natuurlijk hun geheel eigen – onzinnige – verklaring daaraan geven.

Zoekresultaat van groet, groeten, gegroet in de Bijbel. 2 x in het Oude Testament, 52 x in het Nieuwe Testament. Het woord “gegroet” komt 14 x voor in alleen het Nieuwe Testament.

1 Petrus 5 : 14

Groet elkander met een kus der liefde. Vrede zij u allen, die in Christus Jezus zijt. Amen.

“Groet elkander” is geschreven aan gelovigen, aldus zowel 1 als 2 Petrus 1:

Petrus, een apostel van Jezus Christus, aan de vreemdelingen, verstrooid in Pontus, Galatië, Kappadocië, Azië en Bithynië,

Den uitverkorenen naar de voorkennis van God den Vader, in de heiligmaking des Geestes, tot gehoorzaamheid en besprenging des bloeds van Jezus Christus; genade en vrede zij u vermenigvuldigd.

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.

Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan degenen, die even dierbaar geloof met ons verkregen hebben, door de rechtvaardigheid van onzen God en Zaligmaker, Jezus Christus;

De brieven van de apostel Petrus zijn gericht aan gelovigen. Als hij aan het eind van de eerste brief zegt “Groet elkander”, dan is dat van toepassing op de aangeschreven gelovigen. Het groeten is hier beperkt tot een “afgebakende groep”, namelijk gelovigen en dus wedergeboren kinderen Gods. Over ongelovigen met “een kus der liefde” groeten, wordt hier niet gesproken.

Het lijkt me nu al duidelijk dat dit onderling groeten (groet elkander) geen betrekking heeft op het netjes gedag zeggen als je iemand ergens tegenkomt, of dat nou een gelovige is of niet. Het groeten hier is meer dan dat. Het gaat veel verder. Het spreekt over verbinding met “gelijkgestemden”, in dit geval zelfs “broederen”, vanwege de wedergeboorte vanuit de Vader, waarmee “de uitverkorenen” tot kinderen Gods zijn gemaakt.

Kus der liefde

Over welk soort groet het dan wel gaat, maakt de Bijbel keurig duidelijk. Het is gewoon een kwestie van netjes lezen. 1 Petrus 5 : 14:

Groet elkander – met een kus der liefde. 

De “groet aan elkaar” wordt direct gespecificeerd. Die groet blijkt “kus der liefde” te zijn. Maar wat betekent dat dan? Toch niet de “daad” van de kus zelf? Voor het antwoord kijken we waar dit “kussen” nog meer voorkomt in de Bijbel.

In de Statenvertaling komt het “kus”, “kussen”, “gekust”, “kuste” 42 keer voor. 28 x in het Oude Testament en 14 x in het Nieuwe Testament. Nu kunnen we alle teksten nakijken, waar nodig in de context, en zien wat daaruit te concluderen is. 

Hoewel niet voorzien van “plaatjes” vinden we iets van letterlijk kussen, als “onderdeel” van omhelzen of wenen. Maar de meest voor de hand liggende conclusie is dat de kus meer een uiting is van verbondenheid, van éénwording, vereenzelvigen met…, of één zijn. Enkele voorbeelden:

Hosea 13 : 2: “… De mensen, die offeren, zullen de kalveren kussen”.

Spreuken 24 : 26: “Men zal de lippen kussen desgenen, die rechte woorden antwoordt”.

Psalm 85 : 11: “De goedertierenheid en waarheid zullen elkander ontmoeten; de gerechtigheid en vrede zullen elkander kussen.

Een bijzondere vind ik Job 31 : 27: “En mijn hart verlokt is geweest in het verborgen, dat mijn hand mijn mond gekust heeft;”

De “volgorde” is niet goed. Technisch gezien kan wel het andersom: de mond kust de eigen hand, maar hier staat het zo. Volgens mij gaat het hier om de verbinding dus “doen” (hand) en “spreken” (mond) en dat samengaan wordt gevat in het woord “gekust”. 

Bij de zalving van David door Samuël staat: “Toen nam Samuël een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en (= namelijk) kuste hem…” De zalving met olie is synoniem aan “kuste hem”. Het zijn niet 2 dingen. Zalven met olie is kussen. Het is hetzelfde, maar dan met andere woorden omschreven.

En in het geval van het “kussen door Mozes van Aäron”, in Exodus 4 : 27, gaat het niet om een letterlijke kus, maar om wat er achter steekt, om de verbinding, de ontmoeting, de eenwording (met een doel) die ermee uitgedrukt wordt:

De HEERE zeide ook tot Aäron: Ga Mozes tegemoet in de woestijn. En hij ging, en ontmoette hem aan den berg Gods, en hij kuste hem.

“Aan de berg Gods” kwamen zij bij elkaar om vervolgens samen als éénheid in de hoogste dienst te staan van de HEERE, zo blijkt uit de volgende verzen. In vers 27 wordt dat samenkomen tot één doel en dat wordt verteld in “en hij kuste hem”.

De kus van Judas

Een bekende kus in het Nieuwe Testament is die Judas gaf aan de Here Jezus, toen Judas de Here Jezus verried en overleverde aan de autoriteiten om gedood te worden. Die geschiedenis wordt verteld in Mattheüs 26, Markus 14 en Lukas 22. 

Die kus was nogal een theatrale vertoning. Simpel aanwijzen was genoeg geweest, en zelfs dat was niet nodig. Men wist denk ik toch wel wie Jezus was in dat gezelschap. Dat “kussen” moet iets uitbeelden en ik denk dat het ook hier gaat om verbondenheid, niet louter tussen Jezus en Judas, maar meer waar Judas model voor staat, namelijk voor het volk Juda, en daarmee de 2 stammen Israëls.

Kust de Zoon

Dan nog even terug naar het Oude Testament, waar in Psalm 2 : 12 staat: 

Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij op den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen, die op Hem betrouwen.

Uiteraard gaat het hier niet om letterlijk kussen, maar om het aangaan van een verbinding met de “Gezalfde des HEEREN” (vers 2) door de “koningen der aarde”. In vers 11 wordt al gezegd hoe dat gebeuren moet: “Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met beving“.

Het “kust de Zoon” is hiermee gelijk gesteld aan “dienen en verheuging”. Het wijst op éénwording.

De groeten van Paulus

Naast Petrus, die “de kus” één keer noemt, is het Paulus die in vier gevallen het woord “kus” gebruikt, een “heilige kus” zelfs. In alle gevallen samen met “groet” en “groeten”.

Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.

U groeten al de broeders. Groet elkander met een heiligen kus.

Groet elkander met een heiligen kus. U groeten al de heiligen.

Groet al de broeders met een heiligen kus.

De “kus der liefde” van Petrus heet bij Paulus “heiligen kus”. Dat zijn geen twee verschillende “kussen”, maar twee manieren van benadrukken dat het om onze verbinding met de Here Jezus Christus gaat. Dat zit in het door Petrus gebruikte woord “liefde”, dat “gemeenschap” betekent. Uiteraard is dat alles beperkt tot “broeders”, die ook “heiligen” worden genoemd.

Heel maken van onze verbinding met Christus

“Liefde” / “gemeenschap” zit ook in het door Paulus gebruikte woord “heilig”, want dat heeft te maken met het “heel maken” van onze verbinding met de Here Jezus Christus. Wij zijn geheiligd in Christus Jezus en daarmee gewijd aan Zijn dienst. Daaruit ontstaat onze gemeenschap, die uitgedrukt wordt, niet maar zomaar in een kus, maar in een heilige kus. Dat gebeurt in de “Gemeente van heiligen”, in de “Gemeente van Christus” en dus ook in de “Gemeenten van Christus”. (Romeinen 16 :16) Het is steeds dezelfde Waarheid, maar op twee verschillende manieren verteld.

De kus van vrede

In het niet apocriefe Handelingen 29, zegt vers 13 over Paulus: “hij gaf hen de kus van vrede“. Dat gaat in ieder geval over de overdrachtelijke betekenis van “de kus”, namelijk de eenwording, in dit geval in of met “de vrede” (= Christus). Zij waren onderling verbonden in die vrede en de uitbeelding daarvan is de kus.

En zo zijn we terug bij het tweede gedeelte van 1 Petrus 5 : 14:

Vrede zij u allen – die in Christus Jezus zijt. Amen.

De “kus der liefde”, waarmee men elkaar zou groeten, staat gelijk aan het hebben van “vrede onder elkaar” en dat hebben zij “die ín Christus Jezus” zijn. Die niet in Hem zijn, hebben die vrede waar het hier over gaat, logischerwijs niet.

Genade zij u, en vrede van God

Op tal van plaatsen in het Nieuwe Testament wordt een begroeting uitgesproken zonder dat daarbij het woord “groeten” of “groet” genoemd wordt. Dat gebeurt niet bij een afscheid, maar aan het begin van de “ontmoeting”. 

Bijvoorbeeld 10 x in “Genade zij u, en vrede van God”. Paulus openingsgroet aan de Kolossenzen (1 : 2) is wat dat betreft het duidelijkst:

Den heiligen en gelovigen broederen in Christus, die te Kolosse zijn; genade zij u en vrede van God, onzen Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus.

De apostel richt zijn “groet van genade en van vrede van God” aan “de heiligen”, namelijk “gelovige broederen in Christus”. Dat zijn dus niet twee groepen, maar twee benamingen (kenmerken) van “broederen in Christus”. “Heiligen” zijn “gelovigen” en daarmee “broederen in Christus”.  

Genade – en dus vrede met God – is alleen mogelijk als die van God komt. Hij is “onzen Vader”, namelijk de Here Jezus Christus, want in Hem, als Eersteling van de Nieuwe Schepping zijn wij wedergeboren tot “kinderen Gods”. De Here Jezus Christus is dus de Vader van de gelovigen sinds Zijn opstanding. In 1 Petrus 1 : 3 wordt al gezegd:

Geloofd zij de God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, Die naar Zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren, tot een levende hoop, door de opstanding van Jezus Christus uit de doden.

Het aanwijzend voornaamwoord “Die” en “Zijn grote barmhartigheid” slaat op “Heere Jezus Christus”, die blijkt ook “de God en Vader te zijn”. (Zie voor ruime onderbouwing hieromtrent het artikel “De God en Vader van onzen Heere…”)

Beperking van de groep waaraan Genade-vrede wordt gegeven

Die Genade-vrede wordt gegeven aan de heiligen, namelijk aan de gelovige broederen (wedergeboren kinderen Gods) in Christus. Het gaat dus om een duidelijke beperking tot de groep waarvoor Paulus’ vaststelling inzake genade en vrede van God geldt. Voor wie niet tot deze groep behoort, zijn deze specifieke Bijbelse groeten niet bestemd.

Genade zij u, en vrede van Hem

In Openbaring 1 : 4 is het ten slotte de apostel Johannes die nog een keer een dergelijke groet aan het begin van zijn uiteenzetting plaats.

Johannes aan de zeven Gemeenten, die in Azië zijn: genade zij u en vrede van Hem, Die is, en Die was, en Die komen zal; en van de zeven geesten, die voor Zijn troon zijn;

Ronduit geweldig is dat het meestal gebruikte “... van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus” in deze Openbaring-tekst geworden is: “… van Hem Die is, en Die Was en Die komen zal…” Dat het over Eén-en-dezelfde gaat, moge duidelijk zijn. 

Groeten onder de Grieken en onder de Joden

De Grieken in Bijbelse tijden groetten elkaar met “genade zij u”. Zij wensen elkaar “charis” toe, want dat is het Griekse woord voor “genade”. Men bedoelt dat ruimer dan waarmee het woord wellicht bekend is. Het gaat niet alleen om opheffing van oordeel, maar ook om gunst en om voorspoed. 

In het Hebreeuws is het “vrede zij u”. We kennen het als de gebruikelijke groet van de Joden: “shalom”. Het is ontleend aan het Oude Testament, waarin de vrede van het Nieuwe Verbond wordt aangekondigd. De Koning van dat Verbond heet de Vredevorst. Het type daarvan, Melchizédek, heet “koning des vredes”, “koning van Salem”. (Hebreeën 7 : 2)

Niet groeten als iemand “deze leer” niet brengt

We gaan weer terug naar het Bijbelse groeten. Nu we vastgesteld hebben dat dit met name spreekt over de verbinding (genade en vrede van God) tussen Christus en de gelovigen en die van de gelovigen onderling, snappen we ook de teksten waar in gezegd wordt om niet te groeten. Met name die in 2 Johannes : 10:

Indien iemand tot ulieden komt, en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in huis, en zegt tot hem niet: Zijt gegroet.

Over welke leer in “en deze leer niet brengt” heeft Johannes het hier? Uit de context blijkt dat het gaat om de leer dat Christus in Zijn Gemeente van gelovigen is gekomen. (Zie artikel “Het woord “vlees” in 1 en 2 Johannes”) En zo is daar de verbondenheid in Christus als basis van deze wijze van “gegroet” zijn. “Gegroet” wijst hier op het positieve, namelijk de verbondenheid ín en met Christus, uitgedrukt in “deze leer”.

De apostel Johannes beredeneert hier ook dat het eenvoudigweg niet mogelijk is om iemand die de verbinding tussen de Here Jezus Christus en de Gemeente ontkent, wél genade en vrede in Christus toe te wensen. De ontkenning dat het Christus is, Die in Zijn Lichaam woont, maakt dat geheel onmogelijk.

Ontvangt hem niet in huis

Met zo iemand kan degene die wél “de leer van Christus” aanhangt en daarmee in “Zijn Huis”, “Zijn Tempel” woont, niet één geheel vormen. Dat gaat niet samen en dat wordt gezegd met de woorden “ontvangt hem (die “deze leer niet brengt”) niet in huis”. In het Grieks staat voor “huis” het woordje “oikia”, waarvan de betekenis ook is: “de bewoners van een huis, de familie”. Dus niet letterlijk als gebouw op te vatten, maar als de Gemeente, als Gods gezin, en eventueel – op een lager niveau – de plaatselijke samenkomst.

Er staat niet “uw huis”

Wat mij betreft wordt er hier niet over het ontvangen in iemands eigen huis gesproken. Waar in de Bijbel over “huis” wordt gesproken, blijkt het over een samenleving te gaan die niet beperkt is tot wat wij kennen als een “huis”. In de grondtekst staat dan ook het woord “uw” voor “huis” niet. 

Zoals zo vaak in de Bijbel bevindt het onderwijs zich op een hoger plan dan het puur aardse van de oude mens. Dit is geschreven aan gelovigen en daarmee ligt de nadruk op het leven van de Nieuwe Mens. En dat speelt zich in hoogste instantie in de hemel (Efeze 2 : 6) in de Gemeente, in Zijn Lichaam af. Zeker niet in een aards huis, waarbij er dan gezegd zou worden wie daarin wel of niet ontvangen zou mogen worden.

Eénwording in Christus

In dat hemelse “Huis” zou geen plaats zijn voor “éénwording” (gemeenschap) met degenen die de “gemeenschap in Christus” (Hij is ín ons en wij ín Hem) ontkennen. Zeker als iemand die dit doet eerst wél een gelovige en medestander in die erkenning was, zoals blijkt uit vers 9: “Een ieder die overtreedt, en (= namelijk) niet blijft in de leer van Christus”. “Overtreedt” is in het Engels”: “transgression” (transgressie) en dat wordt ook met “zonde” vertaald.

Wel aardig vond ik de gedachte dat er sprake kan zijn van “transgressie in een relatie”.

Dat houdt in dat een of beide partners de regels van de relatie schenden. Dat is in 2 Johannes ook aan de hand. Uiteraard niet door Christus, maar door degene die kennelijk eerst wel “in relatie” met Christus en Zijn leden was, maar nu niet meer, omdat hij “de regels van de relatie geschonden heeft”. In ieder geval is het praktische samenzijn in zo’n relatie verbroken. Er is geen “gemeenschap” meer. 

De gezonde leer verlaten

Belangrijk is dat Johannes leert dat het leven in de Gemeente – met Christus – op geen enkele wijze samen kan gaan met de ontkenning van dat feit, met name door degenen die “de gezonde leer” verlaten hebben. We zouden zo’n samengaan – binnen de Gemeente Gods – dan ook niet proberen te regelen en ook niet toestaan als dat door een ander wel gepoogd wordt. 

In vers 11 komt het groeten – “zijt gegroet” – nogmaals aan de orde. Ook daar spreekt de uitdrukking over eenwording van degene die groet met degene die gegroet wordt, maar dan in negatieve zin:

Want die tot hem zegt: Zijt gegroet, die heeft gemeenschap aan zijn boze werken.

De “boze werken” zijn in dit Schriftgedeelte het ontkennen van “dat Christus in het vlees gekomen is” (vers 7), wat ook genoemd wordt: “niet blijven in de leer van Christus” (vers 9). Het gaat zeker niet over de “goddeloze werken” naar de normen van het wachttoren-genootschap!

“Gegroet” is “gemeenschap hebben”

Hier zie je ook goed dat “gegroet” en “gemeenschap hebben” in elkaars verlengde genoemd worden. Ze hebben direct met elkaar te maken. Groeten ís “gemeenschap hebben”. Niet op het platte aardse niveau, maar in algemene zin en dus in hoogste instantie met Christus en de “broederen”.

Groeten is met de ander verbinden

Groeten is je met de ander verbinden. Hier in vers 11 t.b.v. de “boze werken” en een vers eerder is dat groeten verbonden aan “de leer van Christus”. Dat is de groet die van toepassing is op louter gelovigen die erkennen dat “Christus in het vlees gekomen is”.

De oproep van Johannes, en die van Paulus elders, is gewoon dat je je niet zou verbinden (één worden) met zulke mensen, ook niet als ze eerder wel zich bevonden in de “leer van Christus”. In hoogste instantie als het om verbinding in de Gemeente gaat en wellicht ook m.b.t het leven daarbuiten, in de oude mens. 

Dat is echter volledig ter beoordeling van de persoon in kwestie zelf. Hij of zij bepaalt welke omgang – en in welke mate – er in de oude mens is tussen iemand die “blijft in de leer van Christus” en iemand die “niet blijft in de leer van Christus”. Een andere gelovige, kerkgenootschap of organisatie, kan dat soort dingen inzake iemands privéleven nooit en te nimmer opleggen.

“Niet verbinden”

Overigens is dat “niet verbinden” wel wat anders dan “niet mee omgaan”. Het spreekt uiteraard niet over het normale groeten of het ergens spreken van elkaar of zelfs een gezamenlijke activiteit ondernemen. “Verbinden” is “koppelen”, is “éénwording” en dat gaat verder. En nogmaals: het gaat om de zaken in de Gemeente en niet die op aards niveau.

Het WTG blijft zelf niet “in de leer van Christus”

Wie de leer van het wachttorengenootschap bekijkt, ziet al snel dat men zelf niet “blijft in de leer van Christus”. Zo ontkent men stelselmatig – en past daarvoor hun eigen “bijbel” (Nieuwe Wereldvertaling) aan – dat Christus ín Zijn Gemeente, ín alle gelovigen woont en dat wij als gelovigen ín Hem wonen. 

Met wie zouden wij derhalve niet tot éénheid worden? Volgens de apostel Johannes met alles wat gelijk staat aan het wachttorengenootschap. Met ontkenners van “de leer van Christus”. Die organisatie kun je maar het beste verlaten. Daarna kun je de leden die er in zitten nog gewoon groeten op “aards niveau” en er mee omgaan, want daarover gaat het “groeten in de Bijbel” dus niet.

Neem er afstand van

Ben je Jehovah Getuige en worstel je met de” JG-wet” dat je jouw dierbaren, vrienden en bekenden zelfs geen eenvoudig gedag mag zeggen als ze uitgesloten zijn, wees dan verzekerd dat de dit niet op Bijbelse gronden gestoeld is, wat het wachttorengenootschap je ook wil doen geloven. 

Neem er afstand van! Volg de Schrift na en ga tot de Here Jezus Christus alleen!


Jehovah’s Getuigen en het niet mogen groeten

Jehovah’s Getuigen en het niet mogen groeten

Geef een reactie

Translate »