1 Korinthe 15 : 27, 28 en 24. Wie met een Jehovah Getuige (JG) spreekt over het onomstotelijk Bijbelse feit dat de Heere Jezus Christus God is, de Schepper van hemelen en aarde, wordt altijd geconfronteerd met een aantal tegenwerpingen. Het wachttorengenootschap (WTG) heeft de JG op een verkeerd spoor gezet. Daarna is die dwaalleer er muurvast en continu ingehamerd. Wie de onbijbelse leringen weer “los wil bikken”, kan geholpen worden door de artikelen op deze website over “Jehovah en Jezus Christus”.
1 Korinthe 15 : 27, 28 en 24
In die reeks artikelen mag een bespreking van 1 Korinthe – of Korinthiërs in de Nieuwe Wereldvertaling (NWT) van de Jehovah’s Getuigen – 15 : 27, 28 en 24 niet ontbreken. Dit gedeelte wordt namelijk bijna altijd – vaak triomfantelijk – aangevoerd als bewijs dat dat Jezus Christus géén God zou zijn, omdat Paulus daar zegt dat “de Zoon zelf zich onderwerpen zal aan degene die alle dingen aan hem onderwierp”. Wie dit argument inbrengt, zegt dan: “Zie je wel, de Zoon onderwerpt zichzelf aan de Vader. De Vader is Jehovah en de Zoon is Jezus Christus, het gaat dus om 2 verschillende wezens.”
Wat hier gebeurt is zó kenmerkend voor de werkwijze van het WTG. Men heeft een bepaalde (leer)stelling ingenomen en daar worden vervolgens teksten bij gezocht. Vervolgens worden deze teksten uit de context gelicht en als “bewijsstuk” geplaatst in het vaste denkkader van de eigen leerstelling. Daarmee is er helemaal geen aandacht meer voor wat er nu eigenlijk behandeld wordt op een bepaalde plaats en dat is funest voor het verstaan van héél de Schrift.
Voeg daaraan toe dat het WTG aantoonbaar géén volwaardige kennis heeft van Gods Heilsplan, dat Hij uitvoert in Christus, waardoor het totale hoofdstuk, inclusief de er uit getrokken verzen, niet of nauwelijks begrepen wordt. De oorzaak daarvan ligt weer bij het gewoonweg niet willen geloven wat de Bijbel leert, namelijk dat er Eén God en Schepper is, die wij kennen in Zijn uitgedrukte Beeld (Hebreeën 1). Dat is dé Zoon (Erfgenaam). Wij kennen Hem, sinds de opstanding van de Here Jezus, als Here (Jehovah) Jezus Christus. (Handelingen 2-4; Filippenzen 2 : 9; Hebreeën 1 : 4). Waar ongeloof voorrang krijgt, kan de Heilige Geest, Die ons immers de Schrift zou verklaren, Zijn werk niet doen. Dat resulteert in niets anders dan geestelijke blindheid.
De begrippen Vader en Zoon in de Bijbel
Dan wil ik nog wijzen op een heel belangrijk feit omtrent dit onderwerp. Dat is de betekenis van de woorden “Vader” en “Zoon”. Kortgezegd: Deze begrippen worden – in de Bijbel – altijd in relatie met elkaar gebruikt. In die “relatie”, in dat specifieke verband, is Vader altijd de Gever, de Erflater, de Maker van het Plan. De Zoon is vervolgens de Ontvanger, de Erfgenaam, de Bouwer (Uitvoerder) van het Plan. Vader en Zoon hebben in de Bijbel – op het hoogste niveau – niets van doen met biologie en op menselijk niveau slechts zelden. Het gaat om functies, verhoudingen, ten opzichte van elkaar en gericht op een bepaald te verwezenlijken doel, in dit geval de uitvoering van Gods Heilsplan. Dat begint bij de “nederwerping der wereld”, als cruciaal “kruispunt”, de start van de Nieuwe Schepping (de opstanding van de Here Jezus) heeft en eindigt, na de “Jongste Dag”, met de nieuwe hemelen en aarde.
Overigens is het goed om te weten dat de combinatie “Vader Jehovah” in de Bijbel niet voorkomt. De Here Jezus, de “Zone Gods” (o.a. Johannes 1 : 50) zei dit nooit, niet éénmaal zelfs! Uiteraard niet, want Jezus is de mens geworden – als Verlosser aangekondigde – Jehovah. Zoals o.a. Jesaja 60 : 16 zegt “… en gij zult weten, dat Ik de HEERE ben, uw Heiland, en uw Verlosser.”
Zie voor meer uitleg hierover het artikel “Wie is de Vader in de Bijbel?” Kijk voor een kort overzicht in deze PDF over “Elohim” t/m de Here Jezus Christus.
Het WTG maakt er – ten onrechte dus – wél biologie van en ziet Jehovah als Vader en Jezus Christus als Zoon, als 2 aparte Wezens. Men redeneert kennelijk: dat principe kennen we ook bij ons als mensen, dus moet het ook op God en Jezus van toepassing zijn. Het kan niet anders zijn, want zo begrijpen wij het. Maar daarmee verheft men “menselijk begrijpen” tot norm. Men gaat geheel voorbij aan hoe de Auteur van de Bijbel het vertelt. Ik hoef toch niet te betogen dat dit totaal verkeerd is?
Verschil in vertalingen van 1 Korinthe 15 : 27 en 28
Eerst moeten we een vergelijking maken tussen de vertaling van 1 Korinthe 15 : 27 en 28 door het wachttorengenootschap, naast die van de Statenvertaling, die voor goede Bijbelstudie de beste blijkt te zijn. Dan blijkt dat het WTG andere nieuwere vertalingen volgt. Dat komt hen namelijk, in de pogingen om te bewijzen dat de Zoon iemand (een wezen) anders is dan God Zelf, wel heel goed uit. Er wordt in die nieuwere vertalingen namelijk gezegd dat de “actie” van de Zoon uitgaat, via “de Zoon zelf zal zich onderwerpen”.
Jezus zou Zichzelf onderwerpen aan Jehovah, volgens de leer van het WTG. De aanhangers van de drie-eenheid, ook absoluut geen Bijbelse leer, komt zo’n vertaling eveneens goed uit. De Statenvertaling heeft de verzen zo genoteerd staan:
Want Hij heeft alle dingen Zijn voeten onderworpen. Doch wanneer Hij zegt, dat Hem alle dingen onderworpen zijn, zo is het openbaar, dat Hij uitgenomen wordt, Die Hem alle dingen onderworpen heeft.
En wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn, dan zal ook de Zoon Zelf onderworpen worden (of zijn; redactie) Dien, Die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God zij alles in allen.
De NWT heeft:
Want God ‘heeft alles onder zijn voeten onderworpen’. Maar als hij zegt dat ‘alles onderworpen is’, is het duidelijk dat dit niet geldt voor degene die alles aan hem onderwierp.
Als alles aan hem onderworpen is, dan zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan degene die alle dingen aan hem onderwierp, zodat God alles zal zijn voor iedereen.
God zal “alles in allen” zijn in 1 Korinthe 15
De Statenvertalers hebben de context in acht genomen en goed begrepen waar het over gaat. Namelijk dat “dán (ná het voorgaande) de Zoon Zelf onderworpen zal zijn/worden aan God, Die dan “alles ín allen” zal zijn. Door het woordje “opdat” te gebruiken, geven zij het doel aan van Gods werk in Christus.
De vraag is vervolgens ná wat? Wat moet er eerst allemaal plaatsvinden, alvorens God alles in allen zal zijn? Wat betekent “Alles ín allen“, wat taalkundig gezien verder/dieper gaat dan “God alles zal zijn voor iedereen“, zoals het in de NWT staat?
Voor Bijbelse antwoorden op die vragen verwijs ik graag naar de PDF “1 Korinthe 15”. Deze uitgebreide Bijbelstudie geeft veel inzicht in de materie en de context van de uitgelichte verzen. Daarna mag volgende conclusie niet meer te missen zijn:
1 Korinthe 15, waar in de Statenvertaling boven staat “De opstanding der doden“, zegt dat, wanneer Gods Heilsplan – uitgevoerd ín de Here Jezus Christus – voltooid zal zijn, alles weer terug is bij het uitgangspunt van vóór de nederwerping van de schepping. Dán is er geen onderscheid in “functies” en hoedanigheden, genoteerd in het Plan Gods, meer nodig. Dan is álles weer volledig aan God onderworpen.
De functie van de Zoon als Bouwer houdt op
Vers 26 zegt dat ook de laatste vijand “teniet gedaan” zal worden. Door Christus, blijkt uit vers 27! Daarna is het Plan Gods, uitgevoerd door de Zoon, oftewel de Bouwer/de Erfgenaam, klaar en houdt de functie van “Zoon” op te bestaan. De Here Jezus Christus blijft uiteraard, want als Eersteling van de Nieuwe Schepping, het Hoofd van het Lichaam (de Gemeente) is Hij onvergankelijk.
De benamingen Vader en Zoon worden ná de Jongste Dag, als de nieuwe hemelen en nieuwe aarde gerealiseerd zijn, niet meer gehanteerd. Die hoorden bij Gods Plan in de gerestitueerde wereld, zoals die ons vanaf Genesis 1 : 3 wordt voorgehouden. Gods werk in de Vader en Zoon, zit er dan op. De Zoon, de Koning van het Koninkrijk, zou álles aan Hem onderwerpen. (Efeze 1) Als dat gedaan is, dan wordt “dat voltooide werk” aangeboden aan de Vader. Nogmaals, het gaat hier om het vertellen van Gods Werk in functies en hoedanigheden. Wie echter vasthoudt aan óf de menselijke biologie (WTG) óf de drie-eenheidsleer, raakt in de war en begrijpt het hele onderwerp niet meer.
De Heerlijkheid “eer de wereld was”
Ná de Jongste Dag, na het wegdoen van de huidige aarde en de twee hemelen en ná de creatie van nieuwe hemelen en aarde, is God, de Schepper, helemaal terug bij de Heerlijkheid die Hij had vóór de nederwerping der wereld. Dat is de wereld van “over lang”, waar Petrus iets over zegt. (2 Petrus 3 : 5).
Het Plan van God naar een Nieuwe Schepping, via een voor dat doel tijdelijke herstelde oude schepping, is dan voltooid. Het begon bij God en komt daar ook weer bij terug. Dat is ook waar de Here Jezus om bidt, kort voor zijn dood en opstanding. Een gebed dat natuurlijk verhoord is en in z’n totaal verhoord zál worden. Johannes 17 : 5:
En nu verheerlijk Mij, Gij Vader, bij Uzelven, met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld (Grieks: kosmos) was.
1 Korinthe 15 : 23 en 24
Met dit in gedachten kunnen we terug naar 1 Korinthe 15 : 23 en 24, als slot van dit deel van Paulus’ uitleg over “de opstandig der doden”. Dan blijkt dat al twee keer eerder in de Heilsgeschiedenis de “dood teniet gedaan” is. Het spreekt niet alleen maar over de “Jongste Dag”. Er zit een rangorde/volgorde in.
Maar een ieder in zijn orde: de eersteling Christus, daarna die van Christus zijn, in Zijn toekomst.
Daarna zal het einde zijn, wanneer Hij het Koninkrijk aan God en den Vader zal overgegeven hebben; wanneer Hij zal te niet gedaan hebben alle heerschappij, en alle macht en kracht.
De opstanding van Christus is al geweest en vóór de Jongste Dag kennen we nog één andere opstanding, namelijk die van de gelovigen die in Christus zijn, de Gemeente en die bestaat uit een ieder die gelooft sinds de opstanding van de Here Jezus. Dezen zullen “opstaan in Zijn toekomst”. Zijn toekomst is in de Bijbel dé term ter aanduiding van de wederkomst van Christus. In werkelijkheid betekent het “aanwezigheid”, toekomst = parousia.
In dit verband moet ook gezegd worden dat “God en den Vader” gelezen moet worden als “God, namelijk den Vader”. Het gaat hier niet over twee, maar over de Ene Ware God, in de functie van Vader. Daarnaast wordt de Vader ook hier niet Jehovah genoemd, zoals al eerder opgemerkt.
Opstanding “in Zijn toekomst” in 1 Korinthe 15
Primair gaat het hier om rangorde en niet zozeer om volgorde, hoewel daar wel een verband tussen zit. Christus (“de Eersteling”) was de Eerste Die opstond, waarbij het gaat om de lichamelijke opstanding uit de dood. Daarna, lager in rangorde, maar ook later in tijd, “die van Christus zijn”, “in Zijn toekomst” en daarna de rest. En weer dáárna, zal “het einde” zijn. Welk einde? Het einde van de opstanding!
Secundair heeft het woord “einde” ook de betekenis heeft van voltooiing van de opstanding als zodanig. Dat zal op de Jongste Dag zijn. In het Johannes-Evangelie heet het “ten laatsten dage”. (Johannes 11 : 24) Die dag wordt in Openbaring 20 beschreven. Dat is ook het moment dat hemel en aarde voorbij zullen gaan. Daarna is er de definitieve “oplevering” van het Koninkrijk waarover Christus Koning gemaakt is. Dat wordt aangeduid met het Nederlandse woord “overgegeven”, in de betekenis van “overhandigd” of “overgedragen”. In het Engels van de King James Version komt dat wellicht beter tot uiting: “when he shall have delivered up the kingdom to God”.
Bijbelstudie buiten het wachttorengenootschap
Mag ik degenen die oprecht willen weten wat Gods Woord te vertellen heeft nogmaals wijzen op de studie “1 Korinthe 15”? Neem ruim de tijd om buiten het wachttorengenootschap, dat vooral gericht is op het gebruik van de Bijbel om eigen leringen te “bewijzen”, de dingen grondig te onderzoeken. Zoek dé Waarheid, dat is Christus!
Vergelijk Schrift met Schrift en gebruik 1 Korinthe 15 niet langer bij het WTG-dogma dat de Here Jezus Christus níet God Zelf is. Aanvaard in geloof dat de Vader en de Zoon Eén en Dezelfde Zijn. Dat zei de Here Jezus zelf al uitgebreid in Johannes 14:
Indien gijlieden Mij gekend hadt, zo zoudt gij ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu kent gij Hem, en hebt Hem gezien.
… Die Mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien; …
… dat Ik in den Vader ben, en de Vader in Mij is …
Het wachttorengenootschap ontkent dit en geeft er een draai aan die moet zorgen dat er “biologie” van gemaakt wordt, namelijk twee wezens (Eén God: Jehovah en daaronder nog een god: Jezus Christus) en niet Eén. Dat is niks anders dan ongeloof en niet over zomaar een wellicht minder groot thema. Nee, dit is een essentieel punt in het geloven in God en al wat geschreven staat. Maak dus niet dezelfde fout als het WTG en accepteer het Woord Gods zoals dat ons gegeven is.
1 Korinthe 15 : 27, 28 en 24
1 Korinthe 15
U zegt dat het Wachttorengenootschap er een biologie van maakt. Hoe kan het dan als Jehovah en Jezus een wezen zijn zoals u beweert, dat Jezus in zijn stervensuur zei: ,,Eli, Eli, lama sabachthani´´. Je kan jezelf toch niet verlaten. Na zijn sterven lag Jezus drie dagen in het graf. Was God toen drie dagen dood ? Aan het einde der tijden zal Jezus het Koninkrijk overdragen aan zijn Vader, opdat God alles in allen is staat in 1 Korinthiers 15:28. Draagt Jezus dan het Koninkrijk aan zichzelf op ? In Johannes 10:30 zegt Jezus: ,,Ik en de Vader zijn één´´. Er staat niet ik en de Vader zijn dezelfde. In Johannes 14:28 staat het duidelijk: ,,omdat Ik tot de Vader ga, want de Vader is meer dan Ik´´.
Het is niet dat ik beweer dat Jehovah en Jezus Dezelfde zijn. Dat vertelt de Bijbel. Die spreekt over hetzelfde Wezen, en daarnaast over het uitgedrukte beeld Gods, Die wij nu kennen als Here (Jehovah) Jezus Christus. Jezus, wiens naam betekent (Jehovah is Redder) is in zijn stervensuur nog volkomen mens en dus spreekt de mens geworden Jehovah in die functie/positie tot God. Meer specifiek spreekt Hij uit wat eerder geprofeteerd was. Het gaat in dit geval niet over de functies Vader en Zoon en dus worden die titels ook niet genoemd. Hierbij een goede studie over Psalm 22 : 2, de tekst die de Here Jezus citeert als roept “ELOI, ELOI, LAMMA SABACHTANI”.
De onzichtbare God, kan niet sterven, dus nee, God was niet 3 dagen dood. Zijn uitgedrukte Beeld Jehovah (onder de Naam Jezus) kon dat wel en dat was ook Zijn taak, al moest Hij daar eerst Zijn Godheid voor afleggen, zo legt Paulus uit in Filippenzen 2 en ook in Hebreeën 2. Hij kwam als kindje ter wereld en was volkomen mens. Hij moest leren en geloven Wie Hij was en wat Hem te doen stond, uitmondend in het “vervullen van de wet”, namelijk – als erfgenaam van Adam (Zoon van Adam) de schuld van de gehele “familie”, van de gehele mensheid op zich nemen en die betalen. Dat kon alleen maar door te sterven. Daarna was Jezus in het dodenrijk en stond – zoals geprofeteerd – op de derde dag op, van “tussen de doden uit”. Hij verliet het dodenrijk; werd door God opgewekt, staat er veelvuldig in de Bijbel. Overigens is het goed om te weten dat er niet eenmaal wordt gezegd dat “de Vader” Jezus opwekte uit de dood. Het is de onzienlijke God die dat deed. De “functies” van Vader en Zoon zijn in deze situatie niet van toepassing.
Dat dit “proces”, uitgevoerd door God, die volgens 2 Korinthe 5 : 19 Zélf naar de wereld kwam: “… in Christus de wereld met Zichzelven verzoenende …”, wellicht moeilijk te begrijpen is voor mensen, omdat wij dit alles niet kunnen begrijpen en in ons denken/ervaren niet verder komen dan wat ons via de “biologie” bekend is, kan toch nooit de norm zijn? Gods maatstaven en wonderlijk werk zijn veel en veel hoger. Als er staat “Gods sprak en het was er”, dan snappen wij dat toch ook niet? Gods werk is zo hoog, dat dit niet zomaar voor ons te begrijpen is. En zo is er veel meer. Gelukkig vraagt de Auteur van de Heilige Schrift dit ook niet van ons. Hij vraagt als eerste – en als enige om het te geloven. Geloven dat het is zoals Hij gesproken en opgeschreven heeft. Meer niet, minder ook niet… Vanuit die nederige positie, waarbij wij ons eigen beperkte denken niet tot maatstaf hebben gemaakt, wordt het ons steeds duidelijker hoe het is. Hier al “in het vlees” en ongetwijfeld nog meer als we volledig toevergaderd zijn tot Hem en verlost zijn van dit aardse lichaam.
1 Korinthe 15 heb ik in dit artikel besproken. Daar kan ik niks meer aan toevoegen. Als je dit niet duidelijk vindt, dan kan ik daarin niets meer betekenen. Het zij zo. Misschien kan ik nog opmerken dat als je op voorhand bereid bent af te stappen van het oorspronkelijke JG-idee dat er twee Wezens zijn, i.p.v. Eén, dat het dan wel lukt. De Bijbel leert in ieder geval niet anders, ondanks de ingebrachte tegenwerpingen.
Dat brengt mij bij “Ik en de Vader zijn één”. Volgens mij – en ook de Bijbel, zoals blijkt – staat daar niets anders dan “Ik (in de rol van Zoon) en de Vader zijn Eén” en dus Dezelfde. Dat zit nadrukkelijk opgesloten in die manier van zeggen. Dat mensen dit vervolgens verzwakken tot “Hij lijkt wel heel veel op Zijn Vader, zoveel dingen zijn hetzelfde tussen Vader en Zoon”, omdat ze het interpreteren met een “biologie-achtergrond” van vader en zoon, zoals mensen dat kennen, doet onrecht aan héél de Schrift waarin duidelijk blijkt dat de Vader en Zoon één van Wezen zijn. Zoals ik al zo vaak op deze website – en op vlichthus.nl – gaat het bij die begrippen niet om biologie, maar om “functies”, die gebruikt worden in Gods Heilsplan, dat loopt vanaf “de nederwerping der wereld” tot aan de “Jongste Dag”, totdat de Nieuwe Hemelen en Nieuwe Aarde er zijn en Gods werk met deze gerestitueerde oude schepping definitief en volledig gedaan is. Volgens Zijn Plan. Dan zal God alles in allen Zijn en is de rolverdeling van Vader (Planmaker; Erflater) en Zoon (Erfgenaam en Bouwer) niet meer van toepassing, aldus 1 Korinthe 15.
Over de uitspraak “Ik en de Vader zijn één” staat op deze website een uitgebreid artikel. Mag ik je vragen dit nog eens goed te bestuderen? En wellicht ook deze artikelen helpen om een goed inzicht te krijgen. Of deze op de website van Vlichthus.
Laat ook de woorden van de net opgestane Here Jezus Christus aan de Emmausgangers (lukas 24) tot je doordringen. Zij kenden de Here Jezus voor zijn dood en slechts 3 dagen daarna herkenden zij Hem niet. De oorzaak? De Here Jezus Christus zei daarover: “En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!” Ze werden toen kennelijk niet boos of gooiden “de kop in de wind”, maar gingen luisteren naar wat de Heer hen te vertellen had. Er staat: “… van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften …” “Ál de Schriften”, zouden zij geloven en dat bleek de sleutel tot de gemeenschap met de Heer in het “breken des broods” te zijn en ook wat betreft het “zien” (begrijpen) van wat geschreven stond en aan hen werd uitgelegd. Vers 31 zegt: “En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; …” een geweldige volgorde wordt ons hier getoond: zitten en luisteren, zelf stil zijn, alles geloven (aanvaarden) van wat God gesproken heeft, vervolgens deel krijgen aan het Nieuwe Leven (Brood), waarna de ogen geopend worden en… de Here Jezus “gekend” kan worden. Het is zo geweldig omdat de Here Jezus kort daarvoor al gezegd had in het ons zo bekende Johannes 17 : 3: “En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den enigen waarachtigen God, en (= namelijk) Jezus Christus, Dien Gij gezonden hebt”. Dus waar bestaat het “eeuwige leven” uit? Uit het kennen (gemeenschap hebben met) van Jezus Christus, de enige Waarachtige God. Want er is géén andere God, zo is al vroeg in het Oude Testament te lezen. Het laatste hoofdstuk van de Bijbel zegt voor de zoveelste keer Wie dat is, in vers 13: “13 Ik ben de Alfa, en de Omega, het Begin en het Einde; de Eerste en de Laatste.” Die “Ik” is niemand anders dan de Here Jezus Christus. Dat werd ons overigens in het begin van Openbaring al meegedeeld. In 1 : 18 staat: “En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid…” en 2 : “… Dit zegt de Eerste en de Laatste, Die dood geweest is, en weder levend is geworden”.
Beste Frits, dit is een broederlijke oproep van mij aan een medegelovige in Christus – want dat ben je voor mij – om jouw ongeloof m.b.t. onderwerp aan de kant te zetten. Alleen dan kan de Here Jezus Christus, onze Heiland, Zijn werk aan, in en door jou voltooien tot op de ras naderbij komende “Dag van Christus”.
Tot slot de woorden van Paulus aan Titus (1 : 4): “Genade, barmhartigheid, vrede zij u van God den Vader, en (= namelijk) den Heere Jezus Christus, onzen Zaligmaker.”
Openbaring 22:16…,,Ik, Jezus, heb mijn engel gezonden om aan U getuigenis van deze dingen af te leggen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en de nakomeling van Da̱vid, en de heldere morgenster”.
Bij deze tekst moet ik aan de Davids ster denken welke symbool is voor de natie Israel n.l. Een driehoek met de punt naar boven, de gebeden van de mens en een driehoek met de punt naar beneden, het antwoord van God. Deze ster is de Christus. Op deze wijze is het voor mij begrijpelijk. Jehovah God, de morgenster Jezus en de mens. De weg en de waarheid is Jezus, alles gaat van de mens door jezus naar God en alles gaat van God door Jezus naar de mens. Bedankt Wim voor jou zeer uitgebreide antwoord. Ik moet het keer op keer lezen om het te kunnen begrijpen, maar makkelijk is het niet. Verbonden in onze Heer, Koning en Leermeester, Jezus Christus.
Leuk dat je David noemt. Die wordt genoemd in de profetische woorden (die nog toekomst zijn) van Jeremia 23 : 5 en 6: “Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde. In Zijn dagen zal Juda verlost worden, en Israël zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De HEERE: ONZE GERECHTIGHEID.”
In de lijn van David zou Jehovah (HEERE) de Rechtvaardige Spruit doen opstaan (Hebreeuws: “qûm”= to arise / opstaan). Die zal Koning zijn en regeren, dus actief zijn en dat heeft voorspoed, recht en gerechtigheid op de aarde als resultaat. Dat is nu nog niet, dat moet nog komen. Eerst moet Juda (de 2 stammen) verlost worden tijdens de nog in het verschiet liggende 7 jaar van “de 70-ste week van Daniël” en daarna moeten de 10 stammen tot geloof komen tijdens de 33 daarop volgende jaren voordat “de 1000 jaren” zullen aanvangen, waarin heel Israël (12 stammen) zeker (= in vrede) zal wonen. Wanneer dit gerealiseerd zal zijn, dan zegt de tekst dat men “Hem” – die Rechtvaardige Spruit (= Christus) noemen zal: “Jehovah onze gerechtigheid”. Dan blijkt de Spruit Jehovah te heten en dus te zijn. De aangekondigde Verlosser Israëls is Christus, maar uit bijvoorbeeld Jesaja blijkt dat het Jehovah is Die Israël verlossen zal (o.a. 48 : 17 “Alzo zegt de HEERE, uw Verlosser, de Heilige Israëls…”).
De Here Jezus Christus is Jehovah. Die complete Naam ontving Hij bij Zijn opstanding, zoals de apostel Petrus het uitlegde in de bekende “Pinksterrede” (Handelingen 2-4).
Aan het eind van de 70-ste jaarweek zal Juda (Joden) officieel “de Naam des HEEREN” aanroepen in hun benauwdheid in Jeruzalem en Judea. Als ze dat doen, dan verschijnt op de Olijfberg de Here Jezus (mét Zijn Loon). De profeet Zacharia zegt daarover in 12 : 10: “Doch over het huis Davids, en over de inwoners van Jeruzalem, zal Ik uitstorten den Geest der genade en der gebeden; en zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben, en zij zullen over Hem rouwklagen, als met de rouwklage over een enigen zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene.” Het is absoluut duidelijk dat Jehovah hier aan het woord is. Dit zijn woorden van de HEERE. De Statenvertaling heeft het goed vertaald, terwijl helaas andere vertalingen dachten dat de vertaling met “Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben” taalkundig niet zou kunnen, en van dat “Mij” dus “Hem” gemaakt hebben. Onterecht, want de grondtekst is duidelijk genoeg en ook zo bedoeld: Jehovah spreekt en zegt dat “de inwoners van Jeruzalem” Jehovah (“Mij”) zouden aanschouwen. En daarmee Degene die zij doorstoken hebben. Dit en wat volgt kan niet anders slaan dan op de Here Jezus Christus die Zijn voeten op de Olijfberg zal zetten, want daarover gaat Zacharia in deze hoofdstukken. Ook hier wordt aangekondigd dat de Naam Jehovah, de hoogste Naam aller naam, toebehoort aan de opgestane Here Jezus Christus. Die heeft deze Naam rechtmatig geërfd, aldus Paulus in Hebreeën 1 : 4: … als Hij uitnemender Naam … geërfd heeft”. Erven doe je alleen als er iemand gestorven is. Wat hier ons wordt verteld is dat Jehovah stierf (op Golgotha, onder de Naam Jezus (= “Jehovah is redding”)) en dat die Naam overging op de rechtmatige Erfgenaam: Jezus Christus. Zo krijg je de volledige Naam/Titel van het uitgedrukte Beeld Gods (de eerste verzen van Hebreeën 1) Jehovah Jezus Christus. Daar verwijst Petrus naar in Handelingen 4 : 12: “En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden”.
Als je de “biologie” vergeet en houdt aan hoe de Ware God Zich in de Bijbel uitdrukt naar de mens, dan is het uiteindelijk heel eenvoudig. Dan zie je hoe vaak in de Bijbel blijkt dat er één God (zoals vaak gezegd al in het Oude Testament) is, die niet gezien kan worden, maar Zich wel uitdrukt in een wel zichtbare Gestalte. In het Oude Testament onder de Naam “Jehovah” en vanaf de opstanding van de Here Jezus onder de Naam: “Jehovah Jezus Christus”. Op Hemelsvaartsdag bijna 2000 jaar geleden trok Hij Zich tijdelijk terug uit deze wereld om te werken/bouwen aan Zijn Gemeente. Dat werk doet Hij onzichtbaar en in die “functie” ís Hij de Heilige Geest. Geest staat voor de “onzienlijke dingen” en dat is in deze tijd van toepassing. De tijd dat Hij weer zichtbaar aanwezig zal zijn, is aanstaande.
Ik ben ervan overtuigd dat als je in je hart uit kunt spreken dat de Opgestane, die wij kennen onder de Naam Jehovah Jezus Christus, de Ene Ware God is, je ook snel de dingen hieromtrent in de Bijbel zult zien; het zijn er veel. Maar de volgorde is altijd: eerst zonder voorbehoud en twijfel accepteren wat God gesproken heeft en dán zul je begrijpen. Andersom werkt gewoon niet…