De Wachttoren géén aankondiger Gods Koninkrijk

De Wachttoren géén aankondiger Gods KoninkrijkDe Wachttoren géén aankondiger Gods Koninkrijk. Het wachttorengenootschap drukt op de voorkant van hun tijdschrift “De Wachttoren” deze tekst af: “Aankondiger van Jehovah’s Koninkrijk“. Daarmee bedoelt men Gods Koninkrijk, want bij de Jehovah’s Getuigen is Jehovah de enige naam voor de Ware God.

Voor christenen is dat de Here Jezus Christus, waarbij “Here” terugverwijst naar de bij Zijn opstanding ontvangen Naam “Jehovah” (JHWH), de naam van de Erflater, de Testamentmaker (Hebreeën 9).

De vraag is of de claim van het wachttorengenootschap (WTG) op de voorkant van de Wachttoren terecht is? Temeer omdat de manier waarop het geschreven is wijst op dat dit de enige aankondiger zou zijn. Dat is overigens geheel in overeenstemming met wat het WTG veelvuldig leert aan al wie het horen of lezen wil. Voor wie niet verder wil lezen: het antwoord op die vraag is NEE.

Het Koninkrijk in de Bijbel

Daniël

Over het toekomstige Koninkrijk van God (de Allerhoogste) wordt voor het eerst in Daniël 4 gesproken. Daar spreekt de weer bij zinnen gekomen Nebukadnezar in vers 34:

Ten einde dezer dagen nu, hief ik, Nebukadnezar, mijn ogen op ten hemel, want mijn verstand kwam weer in mij; en ik loofde den Allerhoogste, en ik prees en verheerlijkte den Eeuwiglevende, omdat Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, en Zijn Koninkrijk is van geslacht tot geslacht;

Hier en verder in Daniël wordt in een profetie naar de toekomst verwezen, want in de dagen van Nebukadnezar was er van een Koninkrijk van de Allerhoogste nog geen enkele sprake. In het hele Oude Testament was er geen Koninkrijk van God, ook niet in de dagen dat het verbondsvolk Israël onder een koning leefde en ook niet in de tijd dat men deed wat Jehovah welgevallig was. Er was een Israëlitisch koninkrijk, maar geen Koninkrijk van God en dus ook geen Koninkrijk van Jehovah.

Obadja

De profeet Obadja profeteerde via Edom over een tijd die op dat moment nog ver weg was. We zijn er nu een stuk dichterbij, maar de door Obadja aangekondigde “Dag des HEEREN” over de heidenen en met betrekking tot het volk Israël, moet nog komen. Dus ook “op den berg Sions zal ontkoming zijn”; letterlijk, moet nog plaatsvinden. Maar daarover gaat dit artikel niet. Waar het mij nu om gaat is dat hier voor het eerst over het Koninkrijk des HEEREN (= Jehovah) wordt gesproken, in vers 21:

En er zullen heilanden op den berg Sions opkomen, om Ezau’s gebergte te richten; en het koninkrijk zal des HEEREN zijn.

Het gaat hier over Israël in de toekomst (“zal zijn”). Het staat in het Oude Testament en in relatie tot het volk waarmee God in de Persoon van Jehovah, een verbond gesloten had en daarom wordt hier gesproken over het Koninkrijk dat van Jehovah zal zijn. Daarmee zal het Gods Koninkrijk zijn.

De Evangeliën

De volgende keer dat we het Koninkrijk tegen komen is in Matthéüs 3 en daarmee zijn we in het Nieuwe Testament. Zoals uit het verband blijkt is daar Johannes de Doper de aankondiger van Gods Koninkrijk, dat hier “Koninkrijk der hemelen” wordt genoemd en dat nabij was, op het punt van aanbreken stond. Hij doet een oproep tot bekering.

En zeggende: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

In Matthéüs 4 : 17 wordt verteld dat Jezus opriep tot bekering en het Koninkrijk der hemelen aankondigt en daarmee is Hij de aankondiger van Gods Koninkrijk.

Van toen aan heeft Jezus begonnen te prediken en te zeggen: Bekeert u; want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen.

Vanaf dan wordt het Koninkrijk der hemelen veelvuldig genoemd in de Evangeliën. Het was nadrukkelijk onderdeel van Jezus’ boodschap. Het heet heel vaak, maar niet altijd “Koninkrijk der hemelen”, vooral in Matthéüs. Het heet ook “Koninkrijk” en heel vaak “Koninkrijk Gods”, vooral in Lukas. (Kijk hier voor een overzicht op het woord Koninkrijk in het Nieuwe Testament)

Later in Zijn aardse bediening maakt de Here Jezus duidelijk van Wie dat Koninkrijk is. Hij spreekt regelmatig over “Mijn Koninkrijk” en anderen hebben het over “Uw Koninkrijk”, zoals uit het eerder genoemde overzicht blijkt.

Handelingen

Vanaf Handelingen gaat het weer over het “Koninkrijk” en over “Koninkrijk Gods”.

De brieven van Paulus

Paulus leert vanaf Efeze veel over Gemeentelijke waarheden en over de positie en het leven van gelovigen. In Efeze 5 : 5 heeft Paulus het over: het Koninkrijk van Christus en van God. Dat zijn geen twee koninkrijken, maar één. Taalkundig is het woord “en” geen optelling, maar heeft het de betekenis van “namelijk” en dat is vaak het geval met het voegwoord “en”. Het voegt iets aan elkaar. In dit geval Koninkrijk van Christus ís het Koninkrijk van God. In Kolossenzen 1 : 13 staat het zo: het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde. Daar is ook niets onduidelijks aan. In 2 Timótheüs 4 worden God, namelijk de Heere (Jehovah) Jezus Christus weer als Eenheid genoemd. Vers 1 zegt:

Ik betuig dan voor God en den Heere Jezus Christus, Die de levenden en doden oordelen zal in Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk:

Als het er taalkundig twee waren dan had er moeten staan: “Ik betuig dan voor God én voor den Heere Jezus Christus”. Het gaat hier natuurlijk niet om twee verschillende, zoals het WTG uit alle macht wil doen geloven, maar om de Ene. Dat is de Heere Jezus Christus, “Dewelke, alzo Hij is het Afschijnsel Zijner heerlijkheid, en het uitgedrukte Beeld Zijner zelfstandigheid“, legt Paulus uit in Hebreeën 1. Het is God Zelf.

In ieder geval worden hét Koninkrijk Gods, het Koninkrijk der Hemelen, waarvan gebeden wordt tot de Vader in Matthéüs 6 : 9 en 10:

Gij dan bidt aldus: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Uw Naam worde geheiligd.
Uw Koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op de aarde.

door Paulus met elkaar verbonden tot onscheidbare Eénheid. Het Koninkrijk van God is het Koninkrijk van de Here Jezus Christus, het Koninkrijk van de Opgestane dus, want hij ontving dat Koninkrijk – als Eersteling en als Koning – direct na Zijn opstanding. Dit was nadat Hij opgevaren was naar de Vader. Later die dag verscheen hij als Koning van dat Koninkrijk, waaraan gelovigen in Christus vanaf dat moment toegevoegd zouden gaan worden, aan Zijn discipelen. (Lukas 22)

Petrus

De Apostel Petrus laat zich ook niet onbetuigd over het Koninkrijk. Hij zegt in 2 Petrus 1 : 11 het volgende:

Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus.

Via “Heere”en “Zaligmaker”wordt verwezen naar de Naam van Jehovah uit het Oude Testament, maar het wordt het “eeuwig Koninkrijk van Jezus Christus” genoemd en Die is de Heere en Zaligmaker, de Jehovah uit het Oude Testament dus. Het Koninkrijk Gods, het Koninkrijk van de Allerhoogste, blijkt het Koninkrijk van Christus te zijn.

Zo eenvoudig is het, hoewel ik mij ook realiseer (ik heb dit zelf ook zo gehad…) dat dit voor een Jehova Getuige, die niets anders gehoord heeft dan de leer van het wachttorengenooschap, dit in eerste instantie moeilijk te bevatten kan zijn. Maar…, dat komt goed, ook dat heb ik zelf meegemaakt.

Overigens is dit 2 Petrus 1 : 11 in de Nieuwe Wereldvertaling:

In feite zal U aldus rijkelijk de ingang worden verschaft in het eeuwige koninkrijk van onze Heer en Redder Jezus Christus.

De poging om het onduidelijk werkt wel voor de JG, want die denken bij “Heer” niet aan Jehovah, hoewel hier het Griekse woord “Kurios” staat voor “Heer”. Dat hadden ze dus wel moeten doen, want het wachttorengenootschap gaat er prat op dat men “Kurios” in hun NWT “hersteld” zou hebben naar Jehovah. Dat hebben ze op een aantal plaatsen gedaan, maar alleen daar waar het ze goed uitkomt. In 2 Petrus 1 : 11 is dat dus duidelijk niet het geval. En ook het woord “Zaligmaker” kwam kennelijk evenmin goed uit. Deze titel verwijst direct naar de profetie van Jesaja 25 : 9.

En men zal te dien dage zeggen: Ziet, Deze is onze God; wij hebben Hem verwacht, en Hij zal ons zalig maken. Deze is de HEERE, wij hebben Hem verwacht, wij zullen ons verheugen en verblijden in Zijn zaligheid.

Het volk in de Evangeliën

Het volk in de Evangeliën (de Joden), zou de HEERE (Jehovah) verwachten. God dus. Die zou hen zalig maken. En wie komt er dan? Lukas zegt in 1 : 47 en in het zo bekende 2 : 11.

En mijn geest verheugt zich in God, mijn Zaligmaker;
Namelijk dat u heden geboren is de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids.

Daar is toch niets onduidelijks aan? Maar het komt de Jehovah’s Getuigen niet goed uit en daarom moest het woord Zaligmaker wijken uit hun “bijbel”. Hun woord is “Redder”. Daarvoor hebben ze een ingewikkelde verklaring, verwijzend naar allerlei vertalingen. Maar dat zijn allemaal vertalingen die volgen op de door Westcott & Hort geleverde basis voor het Nieuwe Testament. Die is allesbehalve betrouwbaar en zelfs deels gestoeld op Alexandrijnse filosofie. Kijkt u het alstublieft zelf goed na! Hierbij de link naar het zoekwoord Zaligmaker in de Statenvertaling.

In Johannes 4 : 42 staat: De Wachttoren géén aankondiger Gods Koninkrijk

…; want wij zelven hebben Hem gehoord, en weten, dat Deze waarlijk is de Christus, de Zaligmaker der wereld.

De Here Jezus Christus is dé Zaligmaker, voor uiteindelijk iedereen die in Hem gelooft (vertrouwt) Hij is het die in het Oude Testament aangekondigd werd. Daar is geen twijfel aan. De Joden verwachtten op die grond Jehovah als Messias, als Zaligmaker. Ze wilden er niet aan dat Jezus van Nazareth na Zijn dood en opstanding aangesteld (conform Psalm 2) zou worden tot HEERE (Jehovah) en Christus (Messias), waarna Zijn volledige Naam luidt: Here Jezus Christus. Wat een noodlottige weigering van die Waarheid.

Jehovah’s Getuigen zijn, net als vele Joden in Jezus’ tijd (en ook nu), hardnekkige ontkenners van de Godheid van de Here Jezus Christus. Voor beide partijen is dit niet bepaald verstandig gebleken. Als u dat ook niet verstandig vindt, dan rest u niets anders dan geen enkel deel te hebben aan groeperingen die de Here Jezus Christus niet als de Enige Ware God erkennen.

Conclusie: De Wachttoren géén aankondiger Gods Koninkrijk

In het hele Nieuwe Testament wordt niet één keer gesproken van “Jehovah’s Koninkrijk”. Ook niet in de Nieuwe Wereldvertaling, de aangepaste bijbel van de Jehovah’s Getuigen.

Johannes en Jezus waren de aankondigers van Gods Koninkrijk, als vervulling van de belofte in het Oude Testament. Zij worden in de Bijbel genoemd als aankondigers en niet het wachttorengenootschap of hun uitvoerend personeel, de Jehovah’s Getuigen.

Vanaf de opstanding van Jezus van Nazareth en Zijn aanstelling tot Christus gaat het over het Koninkrijk van Christus, het Koninkrijk Gods, hét Koninkrijk, dat zowel in de hemel als op aarde is en zal zijn.

Het Koninkrijk van Christus in de hemel is actief sinds Zijn opstanding en is/wordt openbaar gemaakt aan degenen die geloven. Het eeuwig Koninkrijk van Christus zal in de toekomst openbaar gemaakt worden op aarde aan geheel Israël en daarna aan alle volkeren.

Dwaalleer van het wachttorengenootschap

Daartegenover staat de dwaalleer van het wachttorengenootschap dat Jehovah’s Koninkrijk in 1914 een aanvang in de hemel nam. Ze schrijven het o.a. zo op hun website:

In 1925 verscheen in The Watch Tower het gedenkwaardige artikel „De geboorte van de natie”. Daarin stonden overtuigende Bijbelse bewijzen dat het Messiaanse Koninkrijk in 1914 geboren was, als vervulling van het profetische beeld in Openbaring 12 van Gods hemelse vrouw die een zoon baart.

Tsja, dat krijg je als je geen kennis hebt van het Koninkrijk Gods, van Christus, van de Gemeente, van Gods Plan, van de bedelingen, van het profetisch woord en van nog veel meer niet. Dan gaat het hartstikke fout. Ineens is daar 1914, waarvan al ruimschoots aangetoond is dat dit jaar niets met Christus Koninkrijk en Zijn wederkomst te maken heeft. Toch blijft het hardnekkig aanwezig in de leringen van de Jehovah’s Getuigen. Dat moet ook wel, want als men die lering verlaat, is de complete “legitimatie” van de organisatie als “Gods kanaal” verdwenen. Dan kan men wel stoppen; hetgeen overigens ook zeer te wensen is.

God heeft géén opdracht verstrekt aan het wachttorengenootschap en de Jehovah’s Getuigen om “Jehovah’s Koninkrijk” aan te kondigen. Hij heeft hen evenmin aangesteld om het Koninkrijk van Christus aan te kondigen en ook niet het Koninkrijk Gods. Het WTG heeft zichzelf aangesteld en claimt dat God dit gedaan heeft. Daar is maar één goed woord voor “blasfemie”. Godslastering dus en dat lijkt me voldoende om daar ver van weg te blijven.

Het uitgebreide antwoord op de in het begin gesteld vraag of de claim van het wachttorengenootschap (WTG) op de voorkant van de Wachttoren terecht is, is dus een hardgrondig NEE.


De Wachttoren géén aankondiger Gods Koninkrijk

De Wachttoren géén aankondiger Gods Koninkrijk

Geef een reactie

Translate »